We lieten ooit een huis bouwen. We hadden in een nieuw wijkje in Venray een perceel gekocht. Voor een gigantisch bedrag, vonden we. En dan moest de bouw van het huis nog beginnen. En betaald worden. Dat was op zich geen probleem maar het moest toch maar gebeuren. We gingen op zoek naar een aannemer. Toen we er een gevonden hadden, schreef hij een bedrag onderaan een streep en zeiden we: Doe het maar, maar dit is het, hè! En we vroegen: Wanneer is het klaar? Nou, dat kon nog wel even duren. Maar dat wilden we niet. Het moest liefst voor 1 oktober. Ik kan er nu wat weken naast zitten, terugkijkend, maar 1 oktober moest en zou het worden. Ongeveer. We, de aannemer en El en ik, gaven elkaar een hand en El en ik dachten: oké, dat is dan afgesproken. Het was februari en in zes, zeven maanden zouden we een huis hebben. Begin april begon het graven. Daarna begon het te regenen. Nee, vandaag kon er niet gewerkt worden. En morgen moest op een ander werk een vloer gestort, en overmorgen, ja dan kwamen ze weer, maar alleen ‘s ochtends want ‘s middags zou het gaan regenen en dan konden ze op een andere bouw een binnenmuurtje zetten. Ja, en sorry maar de pannen kunnen nog niet op het dak want de dakdekker blijkt een prutser. En oh ja, het voegwerk moeten we uitkappen want dat is te snel gedroogd. Dat doen we als jullie er wonen. Oké? Vanmiddag waren we bij Em en Pee. Ze zijn een huis aan het bouwen. Half juli krijgen ze de sleutels. Zegt de aannemer. Net als wij, toen, in 1990, dacht – of minstens hoopte – Pee dat je als opdrachtgever de regie hebt. Langzaam kwamen wij er dik dertig jaar geleden achter dat daar geen sprake van kan zijn. En nu hij ook. Er is altijd wat. Of het gaat niet door of het gebeurt voordat je het weet of later. Meestal later. Net als bij ons toen lijkt bij hem langzaam de lijdzaamheid toe te slaan en als een deugd te voelen. Het gaat zoals het gaat, het is zoals het is, het is hoe de goden het doen gebeuren. Bouwen is vooral laten gebeuren, loslaten en vervolgens zen zien. Het hielp ons dat de aannemer het bedrag onder de streep respecteerde. En uiteindelijk haalde hij ook de deadline.
Verleiding
Kruis erachter, zei ik donderdag. Ik wijd er geen woord meer aan. Geen woord. Maar nu is het natuurlijk wel heel verleidelijk om er een stukkie over vol te laten lopen. Maar ik doe het niet. Er zijn momenten dat je hard moet zijn. Ook voor jezelf. Juist voor jezelf. Je wordt er een beter mens van. Nee zeggen tegen een immense verleiding als die van vandaag dwingt me diep in mezelf te kijken. Dan moet ik me afvragen hoe het komt dat ik er maar ternauwernood in slaag de verleiding te weerstaan. Dat de wil te weerstaan altijd op enig moment gebroken kan worden. Dat de verleiding het grootst is in de weken dat HET speelt maar ook dat de verleiding in me zit, in de gedaante van lust. Maar ik geef er niet aan toe! Sorry dus, want als lezer loop je nu wel een heel leuk stukje mis!
Bank
We reden even heen en weer naar Swalmen. Daar stond in de tuin al enkele jaren een bank met een geschiedenis. Eerder stond hij in Roermond, nog eerder in Kasen en nog eerder in Eijsden. En nu moest hij naar Merselo. Eigenlijk is het een onooglijk ding maar er zijn in het niet bestaande, virtuele familiealbum plenty foto’s met daarop de bank en op de bank een meer of minder gerenommeerd familielid. De bank moest naar Merselo omdat onze jongste zoon Dee er herinneringen aan heeft. Hij kon goed opschieten met zijn opa die na het overlijden van dierbare aanverwanten de bank – ook vanwege sentiment – uit de boedel van het ouderlijk huis had weten te verwerven. Er zijn foto’s waarop de moeder van zijn opa op die bank zit. Die bank stond op dat moment tegen de achterzijde van de familieboerderij in Eijsden aan de Breusterstraat. Dat was een achterzijde op het zuiden met uitzicht op een weide met hoogstam fruitbomen. Die foto zal uit het eerste kwart van de eerste helft van de vorige eeuw zijn. Zwart/Wit, uiteraard. Kortom, die bank heeft echt een leven achter zich. In de loop van de tijd zijn de houten planken enkele keren vervangen, gevernist, grijs geschilderd. Wat de bank tot een bank uit het einde van de negentiende eeuw en ook bijzonder maakt zijn de gietijzeren poten. In de vorm van takken, gekopieerd uit de natuur, gebruikelijk in die tijd. Gegoten in ijzer: gietijzer en dus broos en breekbaar. Maar ze leven nog. Dit weekeinde ga ik hem weer in elkaar zetten. Voor een vijfde of misschien wel zesde leven. In elkaar zetten omdat ik hem eerst moest demonteren want anders kreeg ik het geval niet mee in de auto.
ESC
Kijk dan niet, zeg ik tegen mezelf, als ik denk dat die European Song Contest (#esc) vooral gênante uitzinnigheid is. Kijk dan gewoon niet, zet de televee uit, zet Pointer op of Nieuwsuur maar zeur niet, zeur niet, zeur niet. As we speak zingt een Belg nogal vals en druipt het melodrama in vette modderstromen uit de trussen. Goed, ik kijk desondanks. Althans, terwijl in Malmö de fine fleur van baanbrekend muzikaal Europa en nog wat landen die goed aanhaken bij onze paneuropese identiteit ongeremd alles wat ze heeft in de met veel galm overgoten strijd gooit, tik ik m’n stukje. Zo nu en dan werp ik een korte blik op wat het lawaai voorbrengt en ik realiseer me dat deze European Song Contest (ESC, staat dat niet voor Escape?) ook voor de tikkers van stukjes een goudmijntje is. Voor je het weet ben je verslaafd. Dus, ik ga er helemaal niks meer over zeggen. Kruis er achter. En slaap lekker, straks. Maak je los. Escape!
Chemie
Het was er vandaag dus wéér niet. Weer geen regeerakkoord. Kerrolain zei vanochtend nog wel: Ik heb chemie met alledrie. Maar desondanks niet, dus. Ik hoorde wel al een carnavalskraker geboren worden. Die drie, die drie, die hebben het nie, die hebben het nie, maar raad eens wie, maar raad eens wie, IK IK IK heb chemie met alledrie. Duidelijk is: Kerrolain doet er niet toe. Ik mag dan haar IK met hoofdletters schrijven, ze is een rechtse allemansvriendin en uiteindelijk voor niemand speciaal. Ondertussen zijn er drie voor wie chemie blijkbaar vooral gewoon een bètavak is en een bedrijfstak waar goed verdiend wordt maar waarvan ze niets weten en ook niets willen weten. Die zeggen wél er met elkaar uit te willen komen. Maar, ze hebben geen idee hoe ze zich dat concreet voor moeten stellen. Wat is de weg daar naartoe? Twee mannen aan een achteraftafeltje die teksten schrijven om in mapjes te doen? Hier leidt blijkbaar slechts de gedachte dat als je iets maar heel erg wilt, dat het dan ook lukt. Verder is er helemaal niets. Op enig moment eindigt het hele circus met een grote plof. Toch nog chemie.
Ongeluk
Toen ik vanmiddag terugreed naar huis, vanuit Tegelen, raakte ik al ter hoogte van Blerick in langzaam rijdend verkeer verzeild. Over de vluchtstrook raasde een brandweerwagen voorbij en daarna nog een en daarna een politieauto en daarna nog een ambulance. Toen ik vijfhonderd meter verder was stonden ze daar de rechter rijstrook te blokkeren. Even verder hing een auto dwars op de rijstroken in de vangrail. Ongeval dus. De kijkersfile aan de overkant bleek langer dan de vijfhonderd meter die ik langzaam had moeten rijden. Ik had de indruk dat er veel hulpverlening op de been was maar dat het allemaal nogal meeviel. Maar goed, het was een vluchtige waarneming, ik had per slot van rekening zelf ook nog een auto in het gareel te houden. En nu zette ik net de televee aan en daar is het tweede ongeval van deze dag. Het Eurovisie Songfestval, de eerste halve finale. Het kan zijn dat ik het fenomeen niet meer begrijp want in mijn ogen is het de jaarlijkse hoogmis van herrie en wansmaak. En van hysterie. Tegelijkertijd zingt het al weken rond in de media. Het moet dus wel iets zijn waar velen vol verwachting naartoe leven. Ik heb het gevoel dat ik mezelf buiten de tijd plaats met te twijfelen aan de waarde ervan. Dat ik er niet meer bijhoor, dat ik de essentie van het in onze joods-christelijk cultuur dominante jonge levensgevoel niet begrijp. Ik weet nog dat jongeren met gitaar, banjo en mandoline en knusse liedjes rond een kampvuur ondanks wolken van motten en muggen het leven vierden en zich daar uren in konden verliezen. Daar volstrekt gelukkig van werden. We shall overcome. Hoewel, nu komt Frankrijk voorbij en daar kan ik wel weer wat mee, Maar ja, dat is Frankrijk. Heerlijk land.
Oh, was niet Frankrijk, was Letzenburg. Ook heerlijk land.
Groeningen
In Groeningen, precies als ik er binnenrijd
gaan er de straatlantaarns aan, led maar toch
knus en dorps en huiselijk – warm helder –
de schemer is gevallen, regen dreigde al
maar zet nu door. De wissers doen hun werk.
De weg gaat onder kathedrale bomen
tussen bermen die als bruiden van de nacht
In het wit van fluitenkruid zich laten welgevallen
dat mijn groot licht hen nog even uit de slaap houdt.
Joseph
Het was fijn, gisteren, om weer even in Meerssen te zijn. Vooral de ontmoeting met de vrienden (m/v) van de werkgroep Stolpersteine. I. appte vanochtend dat hij en F. bij de dodenherdenking in Meerssen de kleindochter van Joseph Zeligman gesproken hadden. I.: ‘Ze was speciaal uit Amsterdam gekomen om hier, waar haar opa gewoond had, dodenherdenking bij te wonen. En ze heeft voor ieder lid van het gezin een witte roos bij de steentjes gelegd.’ Het gezin van Salomon (1881-1944) en Mathilde Zeligman (1885-1944) van de slagerij op de Markt telde vier kinderen. Op 25 augustus 1942 worden Adolf (1914-1943), Martha (1920-1942) en Jeanette (1925-1942) door de Duitsers opgehaald. Joseph (1918) heeft dat moment niet afgewacht. Hij is dan de Maas al overgezwommen en zal zich bij de Witte Brigades, het verzet, in België voegen. Hoewel de Duitsers zijn gezicht kennen – ze namen in het ouderlijk huis aan de Markt een portret van de muur – blijft hij op vrije voeten. Hij overleeft de oorlog en keert op 11 juni 1945 terug in Meerssen. Hij trekt tijdelijk in in het pand aan de Markt 26 totdat op 1 augustus 1945 het ouderlijk huis weer beschikbaar komt. Joseph probeert de slagerij nieuw leven in te blazen maar dat lukt niet. Hij woont er nog tot maart 1948 en vertrekt dan naar Huizen. Hij trouwt met Aaltje Thouars en krijgt met haar drie kinderen. De oudste is Rudi met als derde naam Adolf. Het tweede is een meisje dat Jeanette Mathilde Martha heet. Het derde heet Freddy. Op 7 september 1964 overlijdt Aaltje. Als Joseph op 30 juli 1971 overlijdt, is hij getrouwd met Petronella Broens, met wie hij twee kinderen heeft. Dat zijn Josephina Petra en Robertino. In de periode na de oorlog is Joseph bewindvoerder over het bezit van zijn ouders Salomon en Mathilde, zijn oudere broer Adolf, zijn jongere zussen Martha en Jeanette en van zijn tante Bertha. Interessant is dat in de genealogische gegevens van Joseph is opgenomen dat hij op 24 augustus 1942 in de basiliek van Meerssen gedoopt is. Bij navraag bij het kerkbestuur van de basiliek eind 2019 blijken Joseph, Martha en Jeanette ingeschreven in het doopregister. De naam van Adolf ontbreekt. In het doopregister is toegevoegd: ex Judaismo ad fidem Catholicam. Bekering en doop hebben de kinderen Zeligman niet kunnen redden. Het was een hele klus maar ook een eer met de Werkgroep Stolpersteine wat dieper in het leven van de familie Zeligman te zijn gedoken. Oh, en de kleindochter, dat is een dochter van Fred(dy) Zeligman. Ze was er ook bij toen we de steentjes legden.
Steentjes
We waren vandaag in Meerssen. Daar maakte de Werkgroep Stolpersteine de steentjes weer schoon. Op 4 mei in 2023 voor de eerste keer, nu, in 2024, voor de tweede. We troffen J., Ch. en F. aan op de Markt, op hun knieën voor het huis waar Salomon, Mathilde, Adolf, Joseph, Martha en Jeanette Zeligman woonden. Vuile handen, koperpoets, doekjes, borstels. De steentjes glommen weer, naast de zes steentjes een klein, wit bloemenboeket. Toen we nog in Meerssen woonden, was ik lid van de werkgroep. Op 23 april 2022 konden we de struikelsteentjes na corona eindelijk leggen bij de zeven huizen in de gemeente Meerssen die in de loop van de Tweede Wereldoorlog hun bewoners uit hun veilige kamers zagen vertrekken. Zonder duidelijke bestemming. Naar een zekere dood. Gedwongen door de meedogenloze hand van democratisch aan de macht gekomen moordenaars met een missie. Het waren kleine, intieme ceremonies waar onverwacht veel mensen bij wilden zijn. We zaten vandaag ook op een terras op de Markt in Meerssen en zagen hoe mensen stil bleven staan bij de bloemen en de steentjes voor Salomon, Mathilde, Adolf, Joseph, Martha en Jeanette.
Landgoed
Het is vrijdagavond en sinds enkele weken wordt het ons vergund een blik te werpen op de dagelijkse besognes van de eigenaren c.q. bewoners van een zestal landgoederen. Het is omroep Max die er steeds in slaagt nieuwe prooien aan het aan inkijkjes verslaafde volk aan te bieden. Vooraf: Ik reken mezelf daar ook toe. We werden getrakteerd op series als Ik Vertrek, Bed & Breakfast, Kasteelvrouwe Emmy – WAAR IS EMMY? – en nu dan Liefde voor het landgoed. Nu zijn het mensen van een zekere komaf die zich in de kaart laten kijken. Naar hun dagelijkse besognes, dus. Het is allemaal niet zo dramatisch als in Ik Vertrek – JAMMER! – maar het is wel zorgelijk. Minstens zorgelijk. We krijgen als kijkers geen inzage in de boeken maar je krijgt wel het idee dat het een voortdurend omdraaien van het laatste dubbeltje is. Het beheer van een landgoed is gevestigd op karigheid maar dan wel van het meer scheutige soort. Het is een doorontwikkelde vorm van beschaafd sappelen, ingebed in netwerken met royaal geld achter de hand. Plus vrijwilligers. En verder is er marketing. En zijn er subsidies. Daarnaast, de clientèle – die zich meldt voor een high tea onder zeer luxe partytenten met op de tafels perfect gesoigneerde bloemboeketten en voor lijders aan diabetes 2 absoluut verboden snacks – is beslist niet voor minder in de markt dan voor iets exclusiefs waar men elkaar geen tikkie voor stuurt. Verder is er ruimte voor equestre evenementen, idyllische openluchtconcerten en arcadische bruiloften. En, niet onbelangrijk, een aantal landgoederen is open voor het publiek. Het publiek. Laat duidelijk zijn dat ik het belangrijk vind dat deze landgoederen de tand des tijds doorstaan. Handen uit de mouwen, dus. Doorsappelen!