We liepen naar de bioscoop. Het was zondagmorgen. Het voelde als een mooi moment. Een kat kwam om de hoek van de loodsen en trok een sprintje naar de rand van het water. De eenden vlogen op. De zon scheen en de mensen trokken vanaf het parkeerterrein de nog wat slaperige stad in. Vanuit het westen kwamen de eerste wolken aandrijven op een wat trage, kille wind. De dag moest zichzelf nog leren kennen. Het was 11 november 2018, de wind zou aanwakkeren en het zou gaan regenen.
Toen we weer buiten kwamen rolde het vrolijke geweld van Carnaval vanaf het Vrijthof over de Markt en de Boschstraat tot bij het Bassin. Het regende maar we werden nauwelijks nat. Het was een regen van niks. De kat was weg, net als de eenden. De film ijlde nog wat na in het hoofd. Het was een heel verdienstelijk niemendalletje met een acteur en een actrice die zich met hun charme de houdbaarheidsdatum nog steeds van het lijf wisten te houden. Iets met subtiele bewegingen met ogen en kleine spiertjes daar omheen.
Robert Redford was de hele film lang de jongen die hij altijd al was. De jongen die je een fanta gunt. En wat had die Sissy Spacek nog altijd een heerlijk wipneusje. Ze pasten perfect in de dag zoals die tot dan toe was. Thuis haalden we op TV de herdenking van de wapenstilstand van de Grote Oorlog in 1918 in. Met ons hoofd bij die jonge jongens die vrolijk de oorlog ingingen met geweren en die we een heel leven gegund hadden.