Mening

In de bibliotheek zat aan een van de lange tafels met bureaulampen en stopcontacten een man van tegen de tachtig gedempt tegen zijn laptop te praten. Hij had oortjes in. Zelf zat ik een paar stoelen verderop ouderwets te lezen in een boek. In mijn hand mijn trouwe ballpoint, ooit gekregen van een van de kinderen. Zo nu en dan schreef ik iets op, iets wat ik interessant vond. Ik zocht niets specifieks, het ging om leuke weetjes die van pas zouden komen om een serieus verhaal net iets soepeler bij de toehoorder op het bordje te leggen. Ik weet het, die kun je ook thuis vinden, via je eigen PC, maar hier, in de bibliotheek, zitten was toch net iets leuker. Hier kon ik me zo nu en dan laten afleiden door de stille activiteit om me heen. Vooral ook de jonge mensen, druk met hun huiswerk, met fluisterend overleg over het tot een goed einde brengen van een opdracht. Om daarna weer in mijn boek te duiken. Het waren de memoires van de vrouw van een schrijver die ooit onder mijn huid gekropen was. Memoires vond ik trouwens een wat zwaar woord voor het relaas met ditjes en datjes waar ik langzaam in getrokken werd. Ondanks het gebrek aan diepte was het duidelijk over de relatie tussen de schrijver en zijn vrouw. Daar was volgens haar niets mis mee, paste goed in het beeld dat mensen van een goed huwelijk hebben. Ondertussen begon de bijna tachtiger enkele stoelen verderop steeds harder te praten. Goed om te horen dat de wond goed geneest, zei hij. Daarna was hij even stil. Ik bel je over een paar dagen weer, nu moet ik opbreken en dadelijk naar een vergadering. Weer viel hij even stil. Of ik nog steeds mijn meningen verkocht krijg, of ze daar nog steeds naar willen luisteren? Nou, weet je, ik ga er gewoon bij zitten en als ik het nodig vind, zeg ik gewoon wat ik er van vind. Tachtig of niet. Dus ….. Hij zweeg weer even. Maar nog eens, word gauw beter en ik bel weer. Over een paar dagen. Hij zwaaide even naar het scherm, klapte het dicht, stopte zijn laptop in een tas, stond op, schoof zijn stoel onder de tafel, trok zijn jas die over de stoel naast hem hing aan, pakte zijn tas en liep de zaal uit. En de rust was terug.

Schaatsen

Het moet ergens halverwege de vijftiger jaren van de vorige eeuw zijn geweest dat ik voor het eerst op schaatsen stond.

Ergens op een plank in de garage van ons huis te V. lag al jaren een stel Friese doorlopers te roesten. Plus bot en veel te groot te zijn. Maar nu leken mijn voeten met iets te grote schoenen aan dan toch eindelijk groot genoeg om ze onder te kunnen binden. Ik zou gaan schaatsen. En ik zou het mezelf leren. Een try out in de keuken wees uit dat ze nog steeds te groot waren. Maar die paar centimeters zouden de ijspret niet kunnen drukken. Dat kan best zo, zei mijn moeder. En zij kon het weten want die schaatsen waren van haar geweest. Vroeger, toen zwieren en zwaaien als gevolg van nog lekker strenge winters in ieders genen zaten. Al snel bleek dat de veters half vergaan waren. Bij een beetje trekken en sjorren knapten ze dat het een aard had. Maar een echte welp* kende zijn knopen, dus dat was geen probleem. Ook de lederen riempjes waren slecht onderhouden. Eigenlijk was alleen het hout nog geheel okee. Eerlijk beukenhout, nog goed in de blanke lak.

Met de schaatsen met de veters aan elkaar gebonden om mijn nek hangend stapte ik, volgens mama’s regels geheel gekleed op een ijzig overwinteren op Nova Zembla, het huis uit. Rechtsaf de Wilhelminalaan op, rechtsaf de Molenvenseweg op, linksaf de Loonsebaan op, rechtsaf de Kampdijklaan op en na zo’n tweehonderd meter links het bos in. Daar lag een ven en dat zou bevroren zijn. Het was bovendien een bijna ideale ijsbaan want middenin het ven lag een eilandje en daar kon je dus omheen schaatsen. Ik schrijf bijna ideaal omdat er in de ijsbaan geen echte rechte stukken zaten. Het ven lag als een perfecte cirkel rond het eilandje. Het zou dus veel, heel veel pootje over worden. Ideaal voor een jongen die zou gaan leren schaatsen.

Voordat ik aan de rand van het vennetje de ijzers ondergebonden had, was ik een kwartier verder. Mijn vingers vielen bijna van mijn handen en rillen was opeens een staat van zijn. De veters waren nog enkele keren geknapt en nu door de vele knopen zo kort dat ook een welp met knoopinsige de eindjes nog maar nauwelijks aan elkaar kon krijgen. Maar goed, nu kon ik dan toch met krachtige slagen de grote Kees Broekman uit de sportboeken van mijn vader achterna. Om wat voor reden dan ook deden de schaatsen niets van alles wat ik van hen verwachtte. Ze bleven niet recht onder mijn voeten staan, ze gleden niet en de punt van de krul van de schaats aan de voet die ik vanachter mijn lichaam bij moest trekken voor de volgende slag bleef voortdurend in het ijs steken. Bovendien schaatste jan en alleman precies op de plek waar ik wilde schaatsen.

Om mij heen klaterde de lach. Het was bovendien zwaaien en zwieren zo ver het oog reikte. Ik hoorde en zag het allemaal aan, meestal liggend op het ijs. Rillend op mijn bek gaan was de standaard, twee tot drie slagen achtereen overeind blijven reden voor een klein inwendig feestje. Maar nauwelijks in feestroes was het boem en daar ging ik weer. Ik kan je vertellen, ook van vallen moet je bijkomen. En omdat ik veel viel, moest ik veel bijkomen en van bijkomen krijg je het heel erg koud. Kouder dan koud. Hoe goed je mama je ook heeft ingepakt. Bijkomen betekende bovendien gedurende enige tijd met doorslaande enkels naast de schaatsen hangen. Niet goed voor de veters en evenmin voor de enkelbanden. Kou en pijn kregen mij na ongeveer een half uur schaatsen definitief in de greep. En met name de kou!

Het werd tijd de terugtocht te aanvaarden.

En, hoe ging het, vroeg mijn moeder toen ik weer thuis kwam. Niet ggeweldig, poetste ik zover als mogelijk mijn blazoen op. Het zijn rotschaatsen. Ze zijn bot, ze zijn te groot en de veters zijn te kort. Zo leer ik het nooit, schaatsen. Maar omdat we thuis niet veel te makken hadden – meer dan het aanbod van nieuwe veters kon mijn mama me niet doen – en ik op tijd van een half uur definitief de pest had gekregen aan kou is het er nooit van gekomen serieus werk te maken van schaatsen. Nooit heb ik ervaren dat je het van schaatsen ook lekker warm kunt krijgen. Nee, dat is niet zielig doen. Het is een keuze die ik zelf gemaakt heb. Het is gebleken dat er nog genoeg andere genoegens zijn waarvan ik het lekker warm krijg.

*Padvinder tussen acht en twaalf jaar oud. Scouting Dendermonde schrijft daarover op haar site: Het is typisch voor welpen dat ze zelf dingen leren doen. Ze krijgen ruimte en kansen om dingen uit te proberen en van elkaar te leren.

Geschreven en gepubliceerd op mijn oude website op vrijdag 2 januari 2009.

Roem

En toen was er in de vroege zomer van 1966 opeens God Only Knows van de Beach Boys. Ik was toen al fan van die jongens maar dat nummer sloeg alles wat ze tot dan toe op plaat hadden gezet. En toen moest Good Vibrations nog komen. Ik was in die tijd sowieso van de eigentijdse muziek. Alleen van jazz moest ik niets hebben; of ik begreep dat niet. Dat kan ook. Zo nu en dan kwam er wat klassieks voorbij, dat vond ik dan ook mooi maar ik leefde in de overtuiging dat Bach en consorten hun naam wel al gevestigd hadden, dus die hadden mijn luisteren niet nodig. Die zouden zich echt nog wel wat eeuwen wel staande houden. Die hadden de tand des tijds al ruimschoots te kijk gezet. Maar dat gold dus niet voor The Beach Boys, The Eagles, The Beatles, The Byrds, Bob Dylan, The Rolling Stones, The Band, Creedence Clearwater Revival en nog weer later Bruce Springsteen en Dire Straits. Mijn generatiegenoten hadden mij veel harder nodig om tot eeuwige roem te geraken. En zeker als ik mijn veertigste niet zou halen. Mocht dat wel het geval zijn dan kon ik nog altijd ook Monteverdi, Bach, Buxtehude, Lully en Josquin Desprez nog mijn volle aandacht geven. En aldus geschiedde.

Rol

En, wat wil je dan nu? Ze zaten aan een klein tafeltje in de hoek van het hippe tentje. Ze leken me meisjes die vinden dat ze dinnetjes zijn. En die vandaag een relaxte samendag hadden. En nou ja, meisjes. Ze waren jonge vrouwen maar ze waren ook nog op en top meisjes. Would be. Nep. Ze konden goed ook al moeders zijn. Beiden hadden blond, warrig opgestoken haar. De een roerde met een lange lepel in een hoog glas op een schoteltje waaruit damp opsteeg. Er dreven jonge, groene blaadjes in en op de bodem lag een half schijfje citroen. En een kruidnagel, dacht ik te zien. De ander had een stevige beker met oor en een deksel van opgespoten slagroom voor zich staan. Ze had er haar handen omheen geslagen. Lekker warm, chocolademelk, veronderstelde ik. Buiten vroor het. Nou, zei het meisje met het glas, ik ben er nog niet helemaal uit. Dus Corrie, je doet eigenlijk nog niks, zei de ander. Misschien was het bedoeld als vraag maar het klonk meer als een constatering. Alsof ze haar dinnetje kende als niet echt op zoek naar een eigen rol in het leven. Nou, ik ben wel met een cursus begonnen. Ze hield op met roeren en legde de lepel op de rand van het schoteltje. Het tafeltje zou zo droog blijven. Vertel, je maakt me nieuwsgierig. De jonge vrouw met de munt-citroen-kruidnagelthee ging er goed voor zitten. Sterre, zei ze, ik ben begonnen met een cursus nagels zetten. En dan wil ik misschien een eigen nagelstudio. Ik heb van alles de revue laten passeren. Maar ik wil dichtbij mezelf blijven. En ik vind het leuk om mensen zichzelf te laten zijn. Dat ze zich gelukkig en mooi voelen. Daar wordt de wereld direct een stuk leuker van. Er zijn al genoeg bullshitbanen met allerlei ingewikkeld gedoe dat ons allemaal niets brengt. Het kostte me wat moeite om dit allemaal te onthouden maar dit is het wel zo ongeveer. Het gesprek tussen Sterre en Corrie.

Klein

In Bornerbroek sloot eind vorige week de buurtsuper. Het pand van waaruit jarenlang boter, kaas, eieren en spritskoeken via de vriendelijke handen van Albert en Anja – en met een praatje en een gulle lach – hun weg naar de dorpsbewoners vonden is verkocht aan iemand die er paardenzadels gaat verkopen. Hebben ze zoiets daar nou echt nodig, vroeg ik me af toen ik het las. En: Wellicht dat er binnenkort dan ook nog een juwelier en traiteur kunnen aanschuiven in de Pastoor Ossestraat. Bij Slijterij Wijn van nu, Haarmode Natas en Vuurwapenwinkel SEM Jacht en Schietsport. Dat klinkt allemaal als niet echt nodig maar vooral als op zijn plek in vooral door hedonisme gedreven levens. En niet als winkels waar je ook kunt binnenlopen om er een doorsnee inwoner van Bornerbroek te ontmoeten. Wat irriteert is dat het de mensen weliswaar pijn doet dat er steeds meer kleine winkels voor de dagelijkse boodschappen uit de buurten verdwijnen maar dat die zich vooral uit in krokodillentranen. En het is inmiddels een chronische pijn. Een pijn die al decennia aanhoudt en maar niet wil wijken, die de gemoederen bezighoudt maar zich ook veel te gemakkelijk laat verdoven door het gemak van de mix van onmiddellijk, goedkoop, snel en bezorgen. We hebben er onderaan de streep gewoon helemaal niets voor over, voor het behoud van wat we in onze directe omgeving eigenlijk heel belangrijk, fijn, prettig vinden of zelfs noodzakelijk weten. Dat geldt trouwens niet alleen voor de kleine winkel om de hoek. Dat geldt zo’n beetje voor alles waarmee de diversiteit – en dus de vitaliteit – op kleine schaal gediend is. Ook voor mensen, voor groen, voor bebouwing. En ook daar laten we het in de volle breedte afweten. Economie krijgt tegen beter weten in altijd prioriteit.

Leuks

Vanochtend liep ik de woonkamer in, een zee van zonlicht in. Je moet weten, die kamer ligt op het zuiden en heeft aan drie zijden ruim ramen. En ook al zie je in dat licht erg goed dat de ramen aan de binnenzijde hoognodig weer eens gewassen moeten worden, je bent een kniesoor als je daar dan echt aandacht aan besteedt. Dus verlegde ik de focus naar buiten, voorbij het grijzige waas. Daar liepen bij de kapper de eerste klanten binnen. De tegel- en sanitairshop was nog niet open. Werken op zondag, dan iets doen dat op werken lijkt, zeg maar ramen wassen, dat heb ik van huis uit niet meegekregen. Op zondag deed je na de Heilige Mis, in je zondagse kleren, de rest van de dag niks of iets leuks. Iets leuks, dat was toen een puzzel leggen, een boek lezen, een wandelingetje maken, naar een wedstrijd op een sportveld in de buurt. Niet iets doen waar je vuil van kon worden of een gat in je knie bij kon oplopen. Later vanochtend kwam een van die grote vrachtwagens van Pieter Smit door de straat, vol rekwisieten op weg naar de schouwburg, en even later de bus van Scapino. Iets leuks voor andere mensen. Want zelf gingen we vanmiddag naar het Nederlands Blazersensemble, in het Speelhuis in Helmond. Geweldig klein theater, machtig muziekgezelschap. Het was absoluut iets leuks.

Chaos

Deze tekst is een fragment uit een column die ik schreef voor de website van Lokale Omroep Meerssen een die verscheen op 16 juni 2021, een paar weken voor onze verhuizing van Meerssen naar Venray.

Er is al veel ingepakt maar er is ook nog een hele weg te gaan. We zijn al een keer of vijf verhuisd maar het blijft een vreemde sensatie je huishouden in netjes gestapelde verhuisdozen te zien. Met etiketten. Er is orde maar het is desondanks lastig spullen terug te vinden als je ze nog nodig zou hebben. Het is dan ook zaak een week of vier zo min mogelijk nodig te hebben. En om wat je nog per se nodig hebt, zorgvuldig apart te leggen. Stapeltje hier, hoopje daar, rol duct tape, bakje met schroeven, moeren en bouten, koffertje met gereedschap. En vooral ook de duizenddingendoos voor al het kleins dat maar nergens bij wil horen en vaak al decennia een zwervend bestaan leidt. Het is het kleins dat in de loop van de tijd op de meest onverwachte momenten opduikt. Je staat te koken, je hebt een houten lepel nodig, je trekt de lade open en verdomd, daar is het kettinkje weer dat je dochter ooit kwijt was. Ze was tien en nu is ze veertig. Waar is de tijd gebleven? Ondertussen gaat het niet goed met de roux. Je zag het kettinkje voor het laatst in je sokkenla. Nu ligt het vooralsnog weer veilig in onze duizenddingendoos met onder andere een nog niet geslepen potlood, een rammelaar, een usb-stick aan een sleutelhanger, nog een sleutelhanger met daaraan een miniatuur Renault Clio 2 en een twee bij twee centimeter ijzeren, wit geëmailleerd plaatje met links en rechts een schroefgaatje en erop in Romeinse letters: VIII. Dat plaatje moet zijn leven ooit begonnen zijn als iets dat betekenis gaf aan een laatje, deurtje, luikje. Maar waar het vandaan komt, Joost mag het weten. Waar het naartoe gaat weten we wel. En dat het daar waarschijnlijk weer nutteloos aan het zwerven gaat.

Poortje

De viooltjes die we gisteren in de kuipen hebben gezet liggen vanochtend stakerig in de verse potgrond. Ze hebben zich zo klein mogelijk gemaakt. Het is de nachtvorst die ze verkleumd deed wegduiken. Straks, als de zon wat meer warmte afgeeft, richten ze zich weer op. Hoop ik. De overgang van de late winter met zijn koude nabranders naar de nog prille lente is voor de planten in de tuin én voor mij een periode van onzekerheid. Gaat het net uitgelopen groen het wel overleven? De eerste blaadjes van de weigelia staan inmiddels bruin bevroren op de toppen van de takken. Door vader vorst gestraft voor hun al te onbezonnen levenslust. De ribes is steviger, net als de sering en de jasmijn. Ooit hadden we een haagbeuk die prachtig uitgelopen was. Toen daar twee dagen lang een schrale noordoosten wind overheen ging, bleef er van zijn schoonheid weinig meer over. Neemt niet weg: De lente nadert. Gisteren maakten we een wandeling door het Kalverbos. De twee oudste kleinkinderen hadden de leiding van de expeditie. Langzaam klauterden we de berg op. Aan de glooiende voet vormde zich al het groene tapijt waaruit over een week of zo de bosanemoontjes opspringen. Het bos lag er flink uitgedund bij, met overal in nette stukken gezaagde stammen. Bovenop het plateau moesten we richting vliegwei over een zwaar modderig pad. Goed gedaan kinderen! Dank je wel. Dat wordt weer wandelschoenen ontlössen. Vanuit Schietecoven liepen we naar beneden naar Humcoven. Dat weggetje, dat is echt het mooiste poortje naar het Heuvelland. Niet verder vertellen.

Deze tekst is een fragment uit een column die gepubliceerd werd op de website van de Lokale Omroep Meerssen op 10 maart 2021.

Buizerd

de buizerd vliegt

steeds lager

boven onze tuin.

waarom is mij

niet duidelijk.

te snaaien valt

hier niets.

althans niet

dat ik weet

maar buizerds

zien vaak veel

meer dan wij,

die voet voor voet

op vaste bodem leven

en niet in staat zijn

vanuit de blauwe 

oceaan daarboven

te zien wat klein

en toch aantrekkelijk 

zich onbevangen

prijsgeeft

Meerssen 23 juli 2008

Roodstaart

Vandaag ben ik in het archief gedoken en kwam ik onder andere onderstaande tekst tegen. We woonden toen pas tweeënhalf jaar in Meerssen.

Dinsdag 6 oktober 2009

Er heeft zich een roodstaart in de tuin gevestigd en ik weet niet of de mussen en mezen in de buurt daar zo blij mee zijn. Het is een beetje een nijdig beestje dat het net in bezit genomen territorium onverzettelijk verdedigt tegen de autochtone bewoners. Dus boven de tuin en aanliggende percelen speelt zich nu een voortdurend luchtgevecht af. Afwisselend mussen, mezen en roodstaart kiezen positie op het dak van de schuur om vandaar op te stijgen voor hun vlucht. Het is moeilijk ze goed in het vizier van mijn verrekijker te krijgen omdat elke beweging binnen een straal van een meter of vijftien aanleiding is het luchtruim te kiezen. De fanate roodstaart – een dame voor zover ik kan zien – zet de verhoudingen tussen de soorten behoorlijk op scherp. De mezen trekken zich nog het minst van de indringer aan. Van het doorgaans keurige rijtje van acht mussen op een van de hekken van de tuin blijft in deze situatie even niets meer heel.