Hij was lekker aan het spelen. Nu met de brandweerwagen. En hij was sinds een uur de trotse eigenaar van een stuntauto, hoog op de grote wielen en iets forser dan een hotwheels. Die twee moesten iets samen. Ik kon niet precies zien wat maar het leek erop dat hij probeerde de waterslang van de ladderwagen vast te knopen aan het nieuwe eigendom. Geen idee waarom. De twee voertuigen stonden op de bank en hij lag daar met zijn bovenlijf half bovenop, voeten nog op de grond. Wat hij wilde kostte nogal wat inspanning want hij zuchtte en zuchtte nog eens en nog eens. En nog eens. Waarna hij het opgaf en het hoofd met de rode oortjes ook op de bank neervleidde. Het bleef nu doodstil. Dat duurde even. Hij leek in slaap gevallen. Dat kon want het was bijna einde middag en dan ging hij wel vaker even onder zeil. Maar vandaag konden we dat niet hebben, dacht ik, want dan zou hij na het eten de slaap wellicht niet vatten en dan zaten we met een kleine El die almaar uit bed kwam om te zeggen wat we al wisten, dat hij niet kon slapen. Dus ik vroeg: El, ben je aan het slapen? Hij bleef stil liggen en net toen ik dacht dat ik hem wakker moest maken, zei hij: Nee hoor, ik ben lekker aan het chillen. Waarna hij verder ging met waar hij gebleven was. Later, toen we aan tafel zaten en hij zijn toetje achter de kiezen had en met veel lawaai aan een serie malle fratsen en gekke bekken begon, leek het me een goed moment om even terug te komen op dat chillen. Als hij zijn handen op tafel zou leggen en zijn ogen dicht zou doen, ik deed het even voor, dan zou ik tot tien tellen. En ja, ik zou dat dan tegelijkertijd ook doen. Hij deed wat hij moest doen, ik telde langzaam tot tien, bij vijf zette hij, zei grote El later op de avond, even een ooglid op een kiertje om te kijken of ik me aan de afspraak hield en hij rondde de exercitie af met: Zo, dat was lekker chillen.
Bezwering
Het was even schakelen tussen de hoogmis van het Europese lied en die van de Rooms-Katholieke wereldkerk. Gelukkig zat er een hele nacht rust tussen. We hadden het onszelf niet aangedaan die van het lied geheel uit te zitten en we schoven pas later aan in die van de wereldkerk. We hadden de kleine El te logeren. Die had zich qua slapen voorbeeldig gedragen. Hij was gisterenavond meteen in slaap gevallen en had zich vanochtend – pas – om kwart over zeven gemeld met de mededeling dat hij heerlijk geslapen had. Daarna was hij begonnen aan een licht ontbijtje. Één crackertje, zeven aardbeien en bijna een halve liter melk. Hij is sowieso geen grote eter maar het geringe gewicht van zo’n ontbijt staat niet in verhouding tot de enorme hoeveelheid energie die vervolgens vrijkomt. Hij zei nog maar eens: Ik vind het zó leuk om bij jullie te logeren. En grote El: Dat zei hij gisteren ook al maar volgens mij is dat inmiddels een bezwering. Hij vindt het leuk maar ook spannend. Ik vroeg of hij nog een nachtje wilde blijven. Hij knikte ja. Maar even daarna wilde hij weten wanneer zijn moeder hem zou komen halen. En hij ging voor het raam staan. Toen de auto voorreed riep hij: Daar is ze, daar is ze ……. Ik ga me verstoppen. En hij kroop onder de tafel. Maar nog voordat zijn moeder de kamer binnenliep kwam hij alweer tevoorschijn. Hij kon écht niet wachten. Toen moeder en kind na wat knuffels weer vertrokken waren, schakelden we dus naar de inauguratie van Leo XIV. Daarmee was de rust weer helemaal terug.
Pleintje
Het was ooit een op zich best aardig pleintje, toen het nog op de tekentafel lag, maar nu is er de troosteloosheid trending. Je komt er via een smalle doorgang waar doorgaans zelfs een gematigd windje uit woede over zo weinig Lebensraum tot grote razernij komt. Er is de toegang tot een grote, gele supermarkt, de ingang van een kleinere en vooral in rood gestoken Poolse supermarkt, een geel-blauwe textiel- en koopjeswinkel, een bloemenzaak en een grote, donkere, holle en leegstaande winkelruimte. Oh, en nog een ruimte voor iets met yoga en een andere met sushi. Op het pleintje een lange rij fietsrekken die altijd gevuld zijn, meestal vooral met fietsen die omliggen of elkaar wanhopig tot steun proberen te zijn. En dan zijn er in deze tijd van het jaar nog een paar iele, schrale bomen in het stadium van zogoed als uitgebloeid en dus hevig in de rui. Als kers op de taart ligt er een border vol bodembedekkers, met eromheen een verhoogde, stenen rand waarop de vermoeide bezoeker van dit adembenemend zielloze plekje even wat rust kan nemen. Voor de Poolse winkel stond een mevrouw promotioneel te shinen. Uit een luidspreker onder een tafeltje met daarover een Poolse lap klonk uptempo Poolse muziek. Onderwijl sneed de mevrouw worsten in partjes om die vervolgens op een grillplaatje voor consumptie rijp te verhitten. Die legde ze op kleine kartonnen schaaltjes, spoot er een rood sausje overheen en bood ze uitnodigend lachend aan voorbijgangers aan. Maar, iedereen had al gegeten. Ondertussen kwam de eigenaar van de sushizaak samen met vrouw en kinderen het pleintje oplopen. Hij draaide de deur van de zaak van het slot. Het hele gezin verdween naar binnen. Terwijl de vrouw met de kinderen dieper de zaak inliep manoevreerde de man twee bezorgfietsen de zaak uit. Ja, die ziet er inderdaad niet uit alsof je er gezellig voor wat hapjes aanschuift. Bij de geel-blauwe winkel was het een komen en gaan van klanten. Ik zat op de rand rond de border en zag het allemaal gebeuren. En dan heb ik nog niet verteld over de zware man op zijn luxe zitfiets met drie wielen en verder van alles erop en eraan – een grote bidon, een vlag aan een lange staak, een mand voor een kleine hond, een paraplu in een houder, een bagagetas annex rugzak, een geel hesje en een houder voor een smartphone – die net niet hinderlijk voor de sushizaak stond geparkeerd en enkel oog had voor iets op het schermpje van zijn smartphone. Toen El en de kleine uit de geel-blauwe winkel kwamen, was de kleine een stukkie speelgoed rijker en konden we op weg naar zijn bolletje ijs. Nee, hij wist nog niet welke smaak het zou worden. Nog even nadenken, zei hij. Het had ook geen haast, we hadden alle tijd van de wereld. Langzaam liepen we naar een ander plein. Daar viel de keuze op aardbeien.
Dag
Ik doek de dag maar op,
tel haar minuten af,
langzaam maar zéér beslist.
*
Ze was een dag van niks, –
Dus in de boeken? Nee! –
geen dag die bruist en sist.
*
Zij liet de zon niet zien
en kwam niet verder dan
een dikke, grijze mist.
*
Het was geen kwade wil.
Ze deed écht wel haar best.
Ze heeft zich vast vergist.
*
Ik tuig haar langzaam af.
Ik wens haar eeuwig rust.
En dan sluit ik haar kist.
28 februari 2009
Aardbeien
Jij gaat vanavond kijken, Aline? Hij vroeg het op een toon die paste bij de verwachting dat het antwoord ja zou zijn. Hij was naar haar toe gelopen terwijl ze bij het fruit besluiteloos stond te zijn. Ze had al voor de druiven, de sinaasappels en de appels, pink lady, gestaan en boog zich nu over de koeling met zacht, rood fruit. Terwijl ze een doosje aardbeien in de aanbieding pakte, draaide ze haar gezicht in de richting vanwaar de vraag kwam. Ze was slank, had kort pittig haar, geblondeerd, droeg een opvallende roze bril en haar korte jasje was knalrood. Ze viel op. Zoals ze altijd opviel. Herman, wat leuk! Hoe kom jij hier? Vertel me niet dat jij tegenwoordig zelf boodschappen doet. Dan wil ik weten, mét of zonder hriefje? En, schreef jij dat zelf of is er nog of weer iemand die dat voor jou doet? Maar toch, wat grappig jou hier tegen te komen! Ze maakte aanstalten Herman te omhelzen, maar die deed een stapje terug. Hij was hier weliswaar in vrijetijdskleding maar had tussen zijn oren nog altijd geen afscheid kunnen nemen van de etiquette in boardrooms all over the world. Oh, geen kus? Nou, dan niet; ze zette het doosje met aardbeien in de tas in het karretje. Moet je die niet even scannen? Hij wees met zijn rechterhand naar de aardbeien en vandaar naar het scanapparaat in de houder op de kar. Zijn blik bewoog mee. Ze voelde zich betrapt maar was snel weer op de been. Ach, sufferd die ik ben. Ik, nog altijd een beetje onder de indruk van je charmes, ze haalde even wat dieper adem, en jij, jij nog altijd altijd helemaal in focus op alles, opdat er maar niets fout gaat. Altijd de regie. Herman haalde zijn schouders op, pakte de scanner, nam het doosje aardbeien uit de tas, scande het, zag de aardappelen liggen en vroeg: Die zijn wel gescand? Even keek hij naar Aline, daarna op de scanner om die vervolgens in de tas te steken. De scanner piepte. Ik vroeg of je vanavond gaat kijken? En zeg nou maar gewoon ja. Lopen we nu ook nog even langs de hapjes en de drankjes. Laat me er aan denken dat we ze scannen. Hij knipoogde. Aline glimlachte. Heb ik zin in, tweede halve finale van het Eurovisie Songfestival, zei hij, jij toch ook? Ze knikte. En ze wist, die kus, vanavond dus.
Kastanjeboom 2
Kastanjeboom
*
Kastanjeboom, u doet me wat.
Al wekenlang kan ik goed zien
hoe u zich hult in fris groen blad.
Geen idee, waaraan ik dat verdien
*
U bent voor onze straat een schat
en tilt ons plein naar de toptien.
Oh parel op ons levenspad,
nooit werd een fraaier boom gezien.
*
Helaas …..
*
Nauwelijks nog maar uitgelopen,
uw kaarsen staan nog maar zo kort,
mogen wij nog maar slechts hopen
*
dat u alleen maar mooier wordt,
u de droogte niet zal slopen
en u niet binnenkort verdort.
Popje
11 februari 2011 – Meerssen
Gisteren twitterde een van mijn vrienden en volgers: Niet zeiken popje, dat kan ik nu even niet hebben. Ik kon me er alles bij voorstellen. Het was tegen enen in de nacht en dan zijn mensen moe. Dan moet je niet aankomen met vragen die ’s middags rond een uur of twee nog wel hout snijden. De vraag was prima, de timing minder. Dan is het niet erg dat ik geen antwoord krijg. Ik was zelf ook moe en had waarschijnlijk juist daarom slecht getimed.
En zo geredeneerd maakt vermoeidheid elk misverstand draaglijk. Mijn advies is dus elkaar moeilijke vragen te stellen als je beiden vermoeid bent. Dat maakt de ruzie die erop volgt draaglijker dan wanneer deze zich midden op de dag naar aanleiding van dezelfde vragen ontwikkelt. Het is waarschijnlijk niet het advies waarop je zat te wachten maar het kwam even steels voorbij. Dus ik dacht, … enfin, bedenk dat zelf maar. Je bent er slim genoeg voor.
Wat de reactie overigens nog draaglijker maakte was dat mijn vriend en volger mij popje noemde. Tot gisteren had nog niemand mij ooit popje genoemd. En ik begon daar eerlijk gezegd net langzaam onder te lijden. En zo rolt dat. Als je ergens aan toe bent, komt het vanzelf op je pad. Kwestie van tijd, kwestie van mentaal afdwingen, met vibes op afstand en zo. Of anderszins mentaal manipulatief. Of zo. Vriend en volger en ik waren samen toe aan popje.
Op Twitter is het een vaker voorkomend kooswoord. Een van de heren daar noemt zijn dame bijna voortdurend poppetje en dat vind ik dan persoonlijk weer een stuk minder. Ik houd meer van het stevige pop of popje. Ik denk dat de gebruikers van pop en popje echt heel anders in elkaar zitten dan de gebruikers van poppetje. Ik vind poppetje neerbuigend, maar pop en popje, die hebben iets stoers, die zetten iets neer. Waarvoor mijn dank.
Westhoek
Zondag 22 november 2009 – Meerssen
Dit was het weekeinde dat El en ik de herdenkingsplaatsen en dodenakkers van De Grote Oorlog bezocht hebben. Niet uitgebreid en erg langdurig, maar toch. (……) Vrijdagmorgen rond half tien vertrokken naar Ieper waar we voor enkele nachten een kamer hadden besproken in hotel ’t Zweerd, op de Grote Markt waaraan onder andere de Lakenhallen liggen. Ieper was in De Eerste Wereldoorlog een frontstad. Er was in 1918 nauwelijks iets van over. Inmiddels is alles wel weer opgebouwd. Die eerste wereldoorlog was een ongenadige gruwel. Net als alle andere overigens, maar deze was mogelijk net iets meer dan die andere één groot wapenlaboratorium. En dat dan gecombineerd met een massa-experiment inzake het incasseringsvermogen van het menselijk lichaam. De streek rond Ieper is één grote herinneringsplaats aan die wrede oorlog. We bezoeken op zaterdag enkele kerkhoven waar geallieerde soldaten liggen. En in Vladslo een van de vier Duitse kerkhoven. Daar staan de beelden van de hand van Käte Kollwitz. Een treurende vader en een treurende moeder. Aangrijpende beelden. Aan hun voeten ligt Peter Kollwitz, een van Käte’s twee zonen die al meteen in 1914 tijdens gevechten sterft. Kollwitz’ dagboek wordt door Geert Mak in zijn boek In Europa met enige regelmaat geciteerd. Ik lees de passages over La Grande Guerre nog maar eens, op de hotelkamer in t Zweerd. Mak zegt dat er een verschil in sfeer is tussen de Duitse en geallieerde kerkhoven. En inderdaad. De kerkhoven van de geallieerden zijn licht en liggen onder de wijdse Westvlaamse luchten. De gedenkstenen staan er rechtop. Witgele zandsteen. Per omgekomen soldaat één. Het Duitse kerkhof van Vladslo ligt in het bos weggestoken. Het is dat er nauwelijks meer bladeren aan de bomen zitten en dat de laagstaande zon fel door de takken breekt, anders zou het er donker zijn. Er staan prachtige oude eiken en de plaquettes met op elk van hen tussen de zestien en twintig namen liggen in het gras. Donkere hardsteen. Het verschil spreekt boekdelen.<br />
Dame
Er liep een oude dame langs het appartement. Het is niet de eerste en het zal ook de laatste niet zijn maar deze oude dame valt nogal op. Altijd loopt ze met een muts op. Of eigenlijk is het meer een pet. Maar dan zonder klep. Het is een vilten of bijna vilten en ooit wollen en bijna rood ufo-achtig geval dat lijkt afgeleid van de baskische muts. Het is vooral een soort discus. Daarbij draagt ze ook in dit jaargetijde een winterjas en een sjaal. Deze oude dame loopt al jaren heel langzaam en kaarsrecht. Met stapjes van zo’n twintig, vijfentwintig centimeter. En dat in slow motion. Steunend op een stok. En met in de andere hand meestal een tas voor boodschapjes. Ik schat haar 85. En ik stel me voor dat ze hardnekkig en ook gelukkig zelfstandig alleen woont. Ze is zo zichtbaar helemaal zichzelf. Denk ik. En nu, sinds ongeveer een week, zie ik haar lopen achter een rolstoel. Leeg. Even recht, even langzaam. Het is nogal een stap, van stok naar rolstoel en de rollator maar meteen al voorbij. Ik vraag me af, kun je zo’n dame vragen waar nou die rolstoel vandaan komt, na die stok. Waarom niet eerst een rollator?