Het plein voor de schouwburg ligt open. De grote fontein ondergaat groot onderhoud, zo te zien. Het uitzicht vanaf het terras voor de schouwburg is dus tijdelijk onder de maat. We moeten het even doen met ons voorstellen hoe het er verderop in het jaar zal zijn. Op zonnige dagen zullen kinderen de verleiding van het water niet kunnen weerstaan. Eerst gaan de schoenen uit. Soms hebben ouders op de bankjes al rekening gehouden met de aantrekkingskracht van het klaterende water. Dan volgen snel de kleren en rest nog het badpak. De opgeschoten jeugd is driester. Die gaat met de fiets dwars door de hoog opgaande waterkolommen. Als de zon schijnt, als het warm is, als de avond valt, als ze elkaar voldoende gek gemaakt hebben. Ondertussen zitten de terrassen bomvol. Hoewel. De prijzen van de consumpties lopen hard op. Je denkt wel even na voordat je een tweede, laat staan een derde consumptie bestelt. Daarbij is het zaak even goed te kijken of je niet meer afrekent dan moet. Een fooi geven ligt minder voor de hand dan voorheen. De prijzen van de consumpties in de horeca gaan zich de komende zomer tegen haar keren. Ik ga vaker op een bankje zitten om naar het leven op het plein te kijken.
Hallelujah
Vanavond zaten we aan tafel met onze jongste zoon en onze jongste schoondochter. Lekker eten, hemelse modder, drankje, goede gesprekken. Goed bezig, die twee. In 2013 zaten we er op paasavond anders bij. We vroegen ons af of mijn moeder de ochtend nog zou halen, die nacht. Maar het kon ook nog dagen duren voor ze de geest zou geven. Ze had per slot van rekening al heel dik 92 jaar op de teller. Dan komt het niet aan op een dag. En wat waren we moe van het waken. We moesten even gaan slapen. Het was de nacht waarin de overgang van het donker naar het licht gevierd wordt, althans in katholieke kringen. Althans volgens de celebrant van de dienst, van de mis op de televee, vandaag. In 2019 zong ik nog in het Basilicakoor in Meerssen. We sloten toen de paasmis af met het Hallelujah van Händel. Ik vond dat nogal heftig, qua emotie. Wat een geweldig lied. In de vroege ochtend van de paasnacht van 2013 kregen we een telefoontje: Mijn moeder was rond 04:00 overleden. Daar moest ik vanavond nog even aan denken.
Statement
We wonen op de tweede verdieping. We kijken van bovenaf neer op de wereld van de begane grond. Niet neer in de zin van neerbuigend maar neer als in naar beneden. Gisteren kwam vanaf de schouwburg een man aanfietsen. Hij hield er flink de vaart in, ook toen hij over de verkeersdrempel reed. Dat ik hem zag, in het vizier hield en uit beeld zag verdwijnen, het was toeval. Ik had hem ook niet kunnen zien, hij had mijn blik ook niet gevangen kunnen houden. Maar dat gebeurde wel. Op zijn wilde, grijze haar lag een keppeltje. Er zijn plaatsen in de wereld waar het dragen van een keppeltje een dagelijks ding is. Een keppeltje in Venray, ik had het nooit gezien. Ik kon het me althans niet herinneren. Petten, ja, hoodies, ja, hoofddoeken, ja, mutsen, ja, hoeden, ook, en zelfs een keer een bonnet, maar een keppeltje, nee dus. Omdat ik in Venray nog nooit een man met een keppeltje had gezien dacht ik: Dit is een statement. Dat was het mogelijk niet maar het zei mij wel iets. Hoofddeksels vallen me niet op – hoewel, hoodies, daarvan denk ik altijd: Hoe dan? – maar een keppeltje? Ik zag het dus als een statement. Jammer dat dat keppeltje zo werkt. Zo goed als ik het treurig vind dat het dragen van een hoofddoek een statement is. Het voelt niet goed dat mensen dat nodig denken te hebben om er hun plek in de samenleving mee veilig te stellen.
Beeldend
Het voelde als een platgebrande akker, zegt de jonge Russin in de reportage over de tijd en ruimte na de dood van Navalny. Dat vond ik erg beeldend. Ik vind dat Russen sowieso nogal beeldend zijn. In een wereld waarin het niet gebruikelijk is gewoon te kunnen zeggen wat je wilt, zonder dat je een geweer in je handen hebt, moet je wel, denk ik dan. Op camera kijken ze vaak ook alsof ze ook ogen in het achterhoofd zouden willen hebben. Het is van een ongelooflijke treurigheid dat burgers niet de vrijheid voelen onomwonden te zeggen wat ze op het hart hebben. Als kijker ben je daardoor geneigd ook de burgers die wel hun steun uitspreken voor een regime dat zichzelf puur repressief in het zadel houdt, niet meer serieus te nemen. Meen jij dat écht, wat je nu zegt of zeg je het enkel omdat je bang bent voor vrijuit spreken? En ook zo ontstaat literatuur, uit de noodzaak te spreken in beelden, door te liegen over je werkelijkheid, door in het midden te laten waar de waarheid ligt.
Gedenkboek
Er was ook een foto van zijn vijfde klas op de lagere school. De foto was genomen vanuit de hoek waar de lessenaar van de onderwijzer stond. In de banken de kinderen van zijn klas. De bank waar hij altijd zat, vlak voor de lessenaar, was op de foto niet zichtbaar. Dat had de lens niet aangekund. Hij stond daarom achterin de klas, naast de onderwijzer. Onder de foto de namen van de kinderen in een volgorde die gemakkelijk aanhaakte bij hun plaats in de klas. Waar zijn naam had moeten staan, schitterde een vraagteken. De schrijver van het gedenkboek had zijn naam niet kunnen achterhalen, zoveel was duidelijk. Hij stond dan wel op de foto maar hij was ook ergens zoekgeraakt.
Eksters 3
Ze hebben het opgegeven. Al een paar dagen is het koppeltje eksters niet meer actief in de paardenkastanje tegenover ons appartement. We konden het wel zien aankomen maar het is desondanks een grote teleurstelling. Er komt geen nest. Geen nieuw nest, in elk geval. Of het moet nog heel raar lopen. Of vliegen, hè, want eksters, want vogels. Anderhalve week lang hebben ze hun uiterste best gedaan om een nest te bouwen in de boom van hun keuze, de vorkentak van hun keuze maar het resultaat is slechts een tapijt van takjes aan de voet van de boom. Maar daar maakt een dezer dagen zeker de blaasploeg van de gemeente komaf mee. Die blaast wat een nest had moeten worden op een hoop en dan komt de grote slurper om de illusie van een nest definitief te ruimen. Maar wat een raar stel. Een hele boom als biotoop opgeven omdat je in één vorkentak geen nest gebouwd krijgt.
Hulpverleners
Hulpverleners liggen onder vuur. Bijna letterlijk. Of wellicht echt letterlijk. Er is een categorie volk dat meent dat het normaal is ongenoegen – welk ongenoegen dan ook – te vertalen in (excessief) geweld. In Brussel rijden boze boeren met tractoren in op politiemensen, uitgaanders storten zich op ambulancepersoneel, hooligans gooien stenen en verder alles wat voor de hand ligt naar ME’ers, omstaanders hinderen brandweerlieden bij het blussen. Er is een hele veiligheidsindustrie – vanuit overheid en privaat – opgetuigd om ongewenst gedrag te voorkomen – sowieso verontrustend – waarbij de politie vooral in het hogere spectrum opereert. Laat ik vooropstellen: Ik begrijp ongenoegen – al snap ik vaak niet van hoe diep het komt en zo kan overkoken – maar wat ik niet begrijp is de manier waarop het een uitweg zoekt. Geweld is echt de laatste kaart die je uitspeelt. Altijd, overal. Geweld in het publieke domein is geen lolletje zoals het dat in de boksring of de vechtkooi is. Als je met al je ongenoegen in het publieke domein op stap gaat met middelen als messen, tractoren, hamers, stokken of getrainde vuisten, dan heb je een bedoeling: ze gebruiken. Of je neemt minstens – willens en wetens – een risico. Dan wil je als het uitkomt beschadigen, vernielen, verwonden en neem je ook het risico iemand dood te slaan. Stel dat je wordt opgepakt omdat je bent losgegaan op hulpverleners, dan zou het openbaar ministerie mogelijk per defintie kunnen inzetten op poging tot doodslag. Kort door de bocht. Maar, als dat per definitie zo is, zou dat wel tot minder (excessief) geweld tegen hulpverleners leiden, lijkt me zo. Met poging tot doodslag wil je niet voor het hekje staan, toch? Ook niet als de rechter mogelijk minder ziet in je gedrag?
Prullaria
Het is niet iets om je echt zorgen over te maken, maar toch. Kerstmis is het verhaal van de geboorte, Pasen van het sterven en verrijzen van Christus. Maar, Kerstmis is ook kerstboom, lichtjes, kerstman, kerstmarkten en veel, veel, heel veel prullaria. En nu waren we met Pasen ook al goed op weg met paastakken, eieren, chocolade eitjes en de paashaas het paasverhaal onbelangrijker te maken, ik heb het idee dat we ook hier prullaria next level gaan bereiken. Heel, heel veel onzin in de kleursoorten pastel en neon. Gaan tuincentra binnenkort in de aanloop naar Pasen speciale afdelingen inrichten? Komen er paasmarkten? Ontwikkelt Pasen de zich de komende jaren ook tot prullariafestijn? Ben benieuwd.
Zaterdag
De zon schijnt nogal vanochtend. Achter het glas voelt hij warm. Ik sta nu tien minuten voor het raam naar buiten te kijken en zie hoe de dagelijkse gang van zaken zich ontrolt.
- De man met de vreemd geconstrueerde fiets vol vering die zo ontzettend langzaam rijdt dat je denkt dat hij er elk moment mee om kan vallen, heeft die fiets voorzichtig tegen de muur van de bibliotheek gezet. Daarna is hij op het bankje naast de bieb lekker in de zon gaan zitten. Dadelijk zal hij de bibliotheek inlopen en daar – vermoed ik – de krant gaan lezen. Misschien drinkt hij er ook een kop koffie. Uit de automaat.
- De man van de witgoedwinkel tegenover ons heeft beide deuren opengezet en staat in een van de openingen, sigaret in de mond, op zijn telefoon te kijken. Die telefoon ligt in zijn hand gekleefd, ik zie hem eigenlijk nooit zonder. Wat gebeurt er toch allemaal in die telefoon?
- Op het pleintje voor de bibliotheek is er de gebruikelijke zaterdagse rondedans van automobilisten die op zoek zijn naar een parkeerplek. Het is een wonder dat er niet voortdurend opstootjes zijn. Ik was eerst, nee, ik was eerst, nee ik! Dat komt doordat de omloopsnelheid hoog is. Er komt bijna altijd wel net een plekje vrij. Ook op zaterdagmorgen als er behalve veel bezoekers van het centrum ook veel animo voor een vers boek bij de bibliotheek is.
- De man van de winkel waar je werkkleding kunt kopen heeft net weer een sigaret in de put voor de winkel gegooid. Hij komt met grote regelmaat de straat op, rookt min of meer gehaast een sigaret, loopt naar de put, bukt, houdt zijn hand boven de put en laat de brandende peuk vallen.
- Bij de Turkse kapper is het weer hoogmis, de mannen lopen in en uit voor hun wekelijkse knip- en scheerbeurt. De kapper heeft ook een sociale functie. Voor de zaak staan ook nu weer mannen te praten. Vrouwen zie je er niet.
- Het busje van DHL staat weer eens op de stoep geparkeerd. De alarmlichten – sorry, sorry, ik weet het, ik mag hier eigenlijk niet staan, ik ben zo weer weg – aan, de deuren van het laadruim open. De chauffeur komt uit de winkel voor werkkleding. Hij heeft er pakjes achtergelaten, de winkel is ophaalpunt, en hij heeft retourpakketten opgehaald.
- De eksters in de boom tegenover het huis zijn moedeloos. Het lukt ze almaar niet een fundament te leggen voor een stevig nest. Ze lijken wel duiven. Die kunnen ook geen nesten bouwen.
- Een boom verder probeert een manduif een vrouwduif tot paren te verleiden. Het is een hopeloze missie. Duiven zijn onhandig met dagelijkse dingen.
- Dadelijk loop ik naar de koffiemachine en maak ik een kop koffie. En ik zal de krant uit de brievenbus halen, beneden in de hal.
Citaat
Mensen dumpen nog altijd te veel afval in natuur citeert het plaatselijke nieuwsblad een vrijwilliger die in het kader van NLdoet in de openbare ruimte aan het opruimen was gegaan. Het is een wonderlijk citaat want het suggereert dat afval dumpen in de natuur oké is zolang het maar niet te veel wordt. Veel kan nog, daar kunnen we mee leven, dat kan de natuur wel hebben, maar teveel niet meer. Ook suggereert het dat dumpen buiten de natuur de voorkeur heeft. Terwijl bovendien de keuze voor het woord dumpen suggereert dat er sprake is van een handeling die je eigenlijk sowieso niet zou moeten willen. Het woord dumpen gebruik je als je niet echt vriendelijke bedoelingen hebt. Je dumpt je vriendin of vriend, bijvoorbeeld, en dat klinkt niet alsof je de relatie in pais en vree beëindigd hebt. Of je dumpt olie op de wereldmarkt: onder de prijs dus. Echt, er slaan aan alle kanten vlammen uit dat citaat. Daar is niet over nagedacht, lijkt me zo.