Verstopping

Eerder gepubliceerd op de website van Meer Vandaag, lokale omroep Meerssen, in de rubriek Min of Meer.

We hadden een verstopping. Ik stond mijn haren te wassen. Met mijn ogen dicht. Vanwege het voorkomen van zeep in de ogen. Je kent dat wel. Om ze dan pas weer open te doen nadat het schuim is uitgespoeld. Ik zag hoe het zeepwater langzaam de badkamer in liep. Omdat het kon: jaren geleden besloten we een inloopdouche te laten aanleggen. Je wordt immers wat ouder en wankelt soms wat en zeker onder het regime van La Corona ben je al snel een kwetsbare oudere. Maar, neem van mij aan, als de zaak verstopt raakt, heb je meer aan een douchebak met een forse rand. We belden een meneer met kennis van zaken. Die kon – het was vrijdagmorgen – op dinsdag wel wat tijd voor ons vrijmaken. Vier dagen wachten! Ik kreeg al visioenen die ik jullie zal besparen. Of denk anders zelf maar even na.

Na nog wat telefoontjes stond er rond vijf uur een meneer in een keurig zwart werkpak en op smetteloos witte adidasjes op de stoep. Na tien minuten hadden we een diagnose: waarschijnlijk een propje zeep, haren verderop in de afvoer van de douche. Of ik maar even wilde tekenen en dan ging hij aan het werk. En ik moest niet schrikken, zei meneer, ‘want het kon goed drie-, vierhonderd euro gaan kosten.’ Maar dan ben ik even niet zo kwetsbaar. Lang verhaal kort: niet getekend. De deur gewezen. Bij de doe-het-zelf heb ik een veer gehaald. Opgelost. Voor zolang het duurt, natuurlijk.

College en Raad van de gemeente hadden duidelijk ook last van een verstopping. En wel in de pijplijn van de besluitvorming over de meerjarenbegroting. Op donderdag was er een vergadering waar geprobeerd zou worden de leiding dan eindelijk door te blazen. Het moest het voorlopige einde worden van een proces dat al een maand of wat meer en meer vastliep. Er zat een prop en die was snel groter en groter geworden en had zich steeds steviger vastgezet. Met de bereidwillige hulp van mensen die altijd al zeggen dat ze dingen vooral samen tot een goed einde willen brengen. Mijn indruk: deze missie was in elk geval geslaagd.

Nu er alleen nog even samen – schouders eronder! – voor zorgen dat de besluiten toch weer vrijelijk konden stromen. Helaas bleek dat alleen mogelijk in een sfeer van verwijten. Slot van het liedje: de wethouders stapten op. Op de vingers getikt voor het niet uitvoeren van een herhaald besluit van de raad. De burgemeester bleef verweesd achter. Ik wens haar veel sterkte. Het is te hopen dat er nu in de raad voldoende slagvaardigheid is om een begroting voor de komende jaren op te stellen. Om passende keuzes te maken als het om nieuwe wethouders gaat en – vooral niet over één nacht ijs – een route naar de toekomst uit te zetten. 

Min of Meer – 30 september 2020 – week 40

Wat moet ik er mee?

Eerder gepubliceerd op de website van Meer Vandaag, lokale omroep Meerssen, in de rubriek Min of Meer.

Ik zat op de rand van het bed en opeens wist ik dat ik gedroomd had. Nou droom ik elke nacht wel, zegt de slaap-app op mijn telefoon, maar het overkomt mij niet vaak dat ik me er dan al zo kort na het wakker worden zo hevig bewust van ben. Daar gaat meestal wel even overheen. Het besef kan me goed later op de dag overvallen als ik bij de kassa sta in de supermarkt, in de auto stap of een hap van mijn boterham neem. Je kent ze wel, die momenten die nergens over gaan, niets betekenen, doorgaans ongemerkt voorbij gaan. Op de rand van mijn bed vond ik mijzelf dus terug op een plein waar het nogal druk was. Uit de massa mensen maakte zich een vrouw los. Ze kwam naar me toe. Ik voelde dat ze ergens in mijn leven thuishoorde, maar waar en hoe precies; geen idee. Toen ze bij me was, legde ze haar hand op mijn arm en zei: Hee, joh, weet jij waar hier het Museum van Vergeten Herinneringen is? De weg daarnaartoe? Daar zat ik dan, ’s morgens vroeg, op de rand van mijn bed. Ik dacht, ik val jullie toch – jullie hebben het ook druk met van alles – maar even lastig met iets dat nu al een dikke week niet meer uit mijn hoofd wil. Wat moet ik er mee?

Het is sowieso een week waarin die vraag zich ook langs andere wegen aan me opdringt. Ook nogal indringend: de gemeente, wat moet ik er mee? Of beter, wat moeten we ermee? Zelfstandig blijven, fuseren, in stukjes knippen en die stukjes aan omliggende gemeenten plakken? Wat mij betreft mag heel Zuid-Limburg één grote gemeente worden maar ik stel voor dat we daar de tijd voor nemen. Voor zo’n beweging moet je draagvlak zoeken, ook als je ergens alvast klein wil beginnen. De regenteske aanpak van de afgelopen maanden heeft de gemeente meer kwaad gedaan dan heil gebracht. En we waren zo goed op weg. Ook in de Raad van Maastricht heerst de opvatting dat de Raad van Meerssen alle reden had zich gepiepeld te voelen.

En nu zijn we wéér in een situatie gekomen dat eerst de scherven bij elkaar geraapt moeten worden – en liefst gelijmd – voordat we wéér kunnen gaan bouwen. Het onderlinge vertrouwen is behoorlijk geschaad. Want onder de redelijke rust die leek te heersen sluimerde nog altijd de lust tot gelijkhebberij en het onvermogen weerstand om te buigen in medestand. Er is een groot verschil tussen met gezag voor een oplossing pleiten en die dwingend opleggen.

k had me in deze columns eigenlijk helemaal niet met de politiek in de gemeente willen bezighouden. Er zijn zo ontzettend veel andere, leukere dingen om over te schrijven. Vind ik dan. Niemendalletjes, dingen die je ziet en ook snel weer vergeet. Dingen waarvan je je afvraagt: Wat moet ik er mee?

Min of Meer – 23 september 2020 – week 38