Coach

Daarnet liep ik naar de slager. Bijna aangekomen voelde ik aan mijn linker pols iets rommelen. Dat kon alleen mijn horloge zijn. Het heeft een trilfunctie. Even kijken, dacht ik. Ik las het schermpje af: Je bent aan het wandelen buiten. Het lijkt erop dat je met een work out bezig bent. Wil je die niet opslaan? Nou wist ik dat mijn horloge een tamelijke bemoeial is, maar dat het geval mij zó in de gaten houdt, dat wist ik nog niet. Nooit meegemaakt. Vooruit dan maar, dacht ik, als je er zo’n zin in hebt. Je gunt ook je horloge dat het kan doen waar het voor gemaakt is. Of gewoon een verzetje, toch?

Mijn horloge is de laatste maanden een trouwe kameraad gebleken: leest mijn hartslag in rust en in actie, het aantal stappen dat ik zet, de afstand die ik loop of fiets of roei of anderszins afleg, mijn hartritmevariabiliteit, het aantal calorieën dat ik verbrand en nog wat zaken waar ik mij tot voor kort niet om bekommerde maar nu dus wel. Mijn horloge geeft uiteraard ook de tijd aan maar dat is een bijkomstigheid zoals met je smartphone het telefoneren met al het andere meekomt. Oh ja, mijn horloge laat mij ook weten of daar een gesprekje binnenkomt, of een berichtje of een mailtje. En mijn horloge begeleidt mij nauwgezet bij het mindful in- (drie tellen) en uitademen (zes tellen).

Maar goed, mijn horloge kent mij in zijn rol van persoonlijke coach inmiddels zo goed dat als ik mij beweeg zoals net naar de slager toe, dan is dat een inspanning die in de context van mijn bewegingspatroon training mag of misschien wel moet heten. Want van training, daar lust mijn coach pap van. Het liefst noteert mijn coach elke dag dat ik 400 actieve calorieën verbrand, 30 minuten train en elk uur een keer opsta en weer ga zitten. Minimaal twaalf keer per dag. Dat zijn dan aanvaardbare gemiddelden maar het allerliefst ziet mijn coach het dubbele of nog heel veel meer.

Weet je, ik krijg medailles als ik doe wat mijn coach zegt. Althans, als ik dat gedurende een bepaalde periode weet vol te houden, of binnen een periode vaak een prestatie lever. In dat kader: mijn coach laat mij net in de context van mijn bewegingsdoelen weten: Ga zo door. Als net naar de slager toe, dus. Ik voel mij écht beter dan ooit geconnecteerd met mijzelf.

 

Slordig

Laat ik maar met de deur in huis vallen: taal is een wonderlijk geval. Vooral ook omdat taal in het dagelijks leven een incasseringsvermogen heeft waar ik versteld van sta. En jij waarschijnlijk ook. Elke dag loopt de krant over van klein en groot ongemak voor de taalnazi. En niet alleen de krant. Ook de gesproken taal komt er zelden zonder kleerscheuren vanaf. Het wonderlijke is: het maakt niet uit. Althans over het algemeen niet. Ik begrijp: Hij maakte faam met [noem maar iets] toch wel als Hij maakte naam met [noem nog maar iets]. Taal verdraagt slordigheid zoals de haai het loodsmannetje. Met dat verschil dat het loodsmannetje de boel lekker aan kant houdt en slordigheid de zaak verstoord. Verstoort. En dan hebben we het nog niet over experimenten met taal. Het bewust maltraiteren met als oogmerk te weten hoe ver we met haar kunnen gaan, met kreupel maken tot ze niet meer lopen kan. Althans net daarvoor ophouden. We weten inmiddels dt w klnkrs sws wg knnn ltn, bvrbld. Het gaat er dus maar om waar je vindt dat taal voor dient. Vinden we het voldoende als we van elkaar begrijpen wat we bedoelen? Dondert niet hoe we dat in het vat van de taal gieten. Of leggen we dat voor aan de welstandscommissie taal, stellen we eisen aan de architectuur van de boodschap? Of is het meer een kwestie van en/en? Soms een beetje meer van het een, soms van het ander. De context bepaalt dan naar welke kant de wijzer doorslaat. Deel van die context is de lezer, de luisteraar. En als die toevallig van fraaie architectuur houdt, dan mag die ook taalnazi zijn?