Rook

Ze stond met haar rug naar hem toe. Ze keek uit het raam. Mantelpakje, hoge hakken, lange benen, rook kringelde omhoog van de sigaret tussen de vingers van haar rechterhand. Ze zei: Als wij ons afvragen wat de zin van het leven is, denken we, narcistisch als we zijn, vooral vanuit onszelf. En dan is dat een raadsel dat we niet opgelost krijgen. Dat zou nederig moeten stemmen. Prima, wat mij betreft. Ik denk dan: Dat heeft het leven goed geregeld. Vanuit het leven gezien zijn wij niet meer dan een stuk gereedschap. Handig gereedschap, dat wel. Wij stellen vragen, eindeloos veel. En vinden antwoorden. En wij pakken van alles en nog wat aan en op, komen met oplossingen en nieuwe vergezichten of laten zaken hopeloos uit de hand lopen, sterven voor de poort. Al dat gedoe stelt het leven in staat zich voortdurend aan te passen, zijn ding te doen en te overleven. Onze reden van bestaan, doel van ons bestaan is in essentie onwetend en slaafs de weg te plaveien voor het leven. Als een dienaar voor zijn meester. Ze bracht de sigaret naar haar mond, inhaleerde en blies de rook zacht in de richting van het raam. Die loste losjes wervelend op in het felle zonlicht dat door het raam naar binnen viel.

De zin

Ja, zei ze, de zin van het leven is de laatste tijd nogal een dingetje.

Ze nam een voorzichtige slok uit het wijnglas dat ze bij de steel als een potlood tussen de duim, wijs- en middelvinger van haar rechterhand hield. Rode wijn. Hij smaakte haar. Even sloot ze haar ogen, terwijl ze het glas op het tafeltje naast de stoel zette. Een vanzelfsprekende beweging. Het was haar stoel, haar plek in de kamer met de ramen die uitkeken op de weiden achter het huis. Achter de weiden het bos. Op het tafeltje nu het glas en de vaas met de bloemen. Vooral rode.

Wat mij niet helemaal duidelijk is, waar hebben we het dan over. Over het leven of het bestaan? Maar goed, de zin van het leven. Het leven is volgens mij vooral iets grenzeloos en ongebreidelds dat gewoon almaar doorgaat. Het is een woekering die zich in elke omstandigheid thuis voelt. Hier gaat er wat van af en daar komt er weer wat bij. Het duikt onder en komt weer boven. Het is het meest adaptieve fenomeen dat er is. Het kruipt waar het niet gaan kan. We kunnen als mensen ons best doen er een einde aan te maken maar dat gaat ons niet lukken. Ook al gaan we dood. Het was er al ruim voordat wij er waren, wij eindelijk zover ontwikkeld waren ons af te vragen wat er de zin van is. En als wij er niet meer zijn, kúnnen we ons niet eens meer afvragen wat er de zin van is. Het leven is de karavaan die verder trekt, de show die altijd moet doorgaan, de zon die elke dag weer opkomt.

Ze reikte naar het glas, zette haar vingers weer rond de steel, bracht het naar haar mond en nam nog een slok. Een bescheiden slok. Ze ging even verzitten. En terwijl ze het glas weer terugzette ging ze verder. Weer even haar ogen gesloten.

Wellicht is de zin van het leven juist dat het ons de kans geeft ons af te vragen wat er de zin van is. Of de onzin, de zinloosheid. Er zijn hele volksstammen die zich die vraag trouwens helemaal nooit stellen. Die nemen het leven zoals het is, zoals het komt. Die ondergaan de woekering. Het is zoals het is. Wie zich daar niet bij neer wil leggen laat zich eventueel door de vraag naar de zin van het leven van de straat houden. Ik vraag me trouwens af waarom sommige mensen altijd zo fanatiek op zoek zijn naar antwoorden die een oplossing bieden. Ik denk: Antwoorden stellen pas iets voor als ze nieuwe vragen opwerpen. De zin van het leven zou dus best eens kunnen zijn dat het eindeloos vragen blijft oproepen. Het leven heeft zin zolang er geen definitieve antwoorden zijn. Zo lang er vragen zijn, is er leven. Mijn advies: Vind nooit het definitieve antwoord.

Ze keek me vorsend aan: En wat denk jij?