Rook

Ze stond met haar rug naar hem toe. Ze keek uit het raam. Mantelpakje, hoge hakken, lange benen, rook kringelde omhoog van de sigaret tussen de vingers van haar rechterhand. Ze zei: Als wij ons afvragen wat de zin van het leven is, denken we, narcistisch als we zijn, vooral vanuit onszelf. En dan is dat een raadsel dat we niet opgelost krijgen. Dat zou nederig moeten stemmen. Prima, wat mij betreft. Ik denk dan: Dat heeft het leven goed geregeld. Vanuit het leven gezien zijn wij niet meer dan een stuk gereedschap. Handig gereedschap, dat wel. Wij stellen vragen, eindeloos veel. En vinden antwoorden. En wij pakken van alles en nog wat aan en op, komen met oplossingen en nieuwe vergezichten of laten zaken hopeloos uit de hand lopen, sterven voor de poort. Al dat gedoe stelt het leven in staat zich voortdurend aan te passen, zijn ding te doen en te overleven. Onze reden van bestaan, doel van ons bestaan is in essentie onwetend en slaafs de weg te plaveien voor het leven. Als een dienaar voor zijn meester. Ze bracht de sigaret naar haar mond, inhaleerde en blies de rook zacht in de richting van het raam. Die loste losjes wervelend op in het felle zonlicht dat door het raam naar binnen viel.