Ik denk dat ik wild ga eten, zei El. Ik moest even nadenken. Ik zag haar al vreselijk tekeer gaan. Voedsel all over the place. Maar ze bedoelde natuurlijk: niet rund, niet vis, wel wild. Hert of haas of fazant, patrijs. Dat wild. We hadden een paar maanden geleden bij een feestelijke gelegenheid een dinerbon gekregen en nu diende die eindelijk eens verzilverd. Nou ja, verzilverd is niet helemaal het juiste woord maar ik weet zo snel geen passend en gepast ander. Hoewel, verteerd misschien? Maar, wilde ik het daarover hebben? Nee dus. Vanmiddag belde Em. We hadden elkaar al een tijdje – lees veel te lang – niet gesproken. Vaak hebben we het over de toestand. Feit: die evolueert op dit moment nogal snel en vooral ook heftig. En dus baart de toestand ons zorgen. En wat het nog ingewikkelder maakt, die toestand heeft ook nog eens een grote gelaagdheid. Het vraagt enige tijd dat hele complex van op het eerste gezicht of bij nader inzien al dan niet samenhangende ontwikkelingen in kaart te brengen, af te pellen, daarbij in focus te blijven en vervolgens tot een zinvolle en bevredigende conclusie te komen. Hoe dan ook, de voorlopige conclusie was: Het is allemaal tribalisme. Het fundament onder – ook – de huidige toestand is gewoon, ordinair, plat prehistorisch tribalisme. En om die voorlopige conclusie nog even goed en van alle kanten tegen het licht te houden hebben we afgesproken elkaar volgende week weer eens IHEL te ontmoeten. Daarna baart de toestand ons ongetwijfeld nog steeds ernstig zorgen maar kunnen we weer even vooruit zonder het er met elkaar over te hebben.