Rand

Als ik ’s morgens op de rand van mijn bed zit kan ik uitkijken over de weide tegenover het huis. Soms neem ik daarvoor de tijd. Zoals wanneer het een dag van lastig wakker worden is. Op het eerste gezicht gebeurt daar zelden wat. Soms staan er wat paarden of de eigenaar is bezig de meidoornhaag te kortwieken. Dan horen we vanaf een uur of zes de heggenschaar open en dicht gaan. Of er hangt een buizerd boven, op zoek naar een maaltje muis. Een keer, helaas maar één keer, zag ik er een hermelijn in winterkleed. Maar, altijd zijn er de mussen. Ze nestelen op wel vijf, zes plaatsen onder de pannen van ons huis. En in deze tijd van het jaar vliegen ze onophoudelijk heen en weer tussen goot en weide. Een stelletje heeft de gewoonte om opgestegen vanuit de goot steeds op dezelfde paal te landen. Die steekt uit boven het lage deel van de meidoornhaag en krijgt beschutting van een hoger deel. Het is een veilig plekje van waaruit ze goed zicht hebben op de omgeving waarin ze hun voedsel vinden. Ik kan er uren naar kijken. Bij wijze van spreken dan. Er moeten immers altijd meer en nuttiger dingen op een dag. Nu is dat vooral veel wegdoen. Vooral weten wat we zeker nog nodig hebben en ons tegelijkertijd realiseren dat we onderaan de streep ook heel goed zonder kunnen. Het meeste blijkt gewoon maar spul. Wat we zeker zullen missen zijn het Kalverbos, Vogelzang en de Watervalderbeek. En ik vooral ook de rand van mijn bed met zicht op de weide.

Naschrift – Deze tekst is een fragment uit een column die op 26 mei 2021 werd gepubliceerd op de website van Lokale Omroep Gemeente Meerssen. Enkele weken later zouden we verhuizen naar Venray.