We hebben uitzicht op een dakterras. Niet dat we kunnen zien wat er op dat dakterras gebeurt want we kijken er schuin van onderen tegenaan én er staat een hek omheen en dát is dan weer bespannen met zeildoek. Daar bovenuit stak een palm de tijdens de afgelopen maanden vooral grijze lucht in. Niet echt de ambiance waarin een palm zich thuisvoelt. En toen opeens was de palm weg. Het leek me logisch want, dus, niet op zijn gemak, daar op dat dak. Maar, vandaag was de palm weer terug. Hij zag er uit alsof hij op leven en dood gevochten had. Zwaar gehavend. Ik schatte dat hij ergens gedurende de afgelopen weken met kuip en al was omgewaaid, op het ritme van de in kracht toe- en afnemende winden over de vloer van het dakterras had liggen rond rollen, uiteindelijk – al bijna door de dood bezocht- met een uiterste krachtsinspanning de aandacht had weten te trekken van zijn baas, die hem vervolgens weer overeind had gezet. En nu stond hij daar dus weer. Ik kan er niks aan doen maar hij ziet er niet meer uit. Zijn baas moet echt overlopen van liefde voor deze palm dat hij hem weer heeft teruggezet op zijn vertrouwde plek, in de noord-oostelijke hoek van het dakterras, bij de lantaarn met de witte bol. Ik hoop voor hem dat zijn baas zoveel van hem houdt dat hij ook nog moeite doet hem wat op te lappen. Dat die een dezer dagen de bruine, geknakte en wild naar alle kanten uitstaande bladeren met zorg verwijdert, ondertussen zachte vertroetelgeluiden makend, hem weer modelleert naar zijn natuurlijke, statige vorm, opdat hij op tijd lenteklaar is en weer strakker in zijn pak van fraai gepunte groene bladeren aan de zomer kan beginnen. Tegen een achtergrond van stralend blauwe luchten.