Eerder gepubliceerd op de website van Meer Vandaag, lokale omroep Meerssen, in de rubriek Min of Meer.
Opeens zag ik het, toen ik met de auto achteruit de oprit afreed. Het was een stuk lichter. Vooral in de ooghoeken op links. Ik moest een paar keer goed kijken voor het echt tot me doordrong. De buren hadden een imposante spar naast hun huis omgelegd. Ik had er geen idee van wanneer dat gebeurd was. Er was van het gevaarte geen spoor meer te zien. Geen takje, geen naaldje, gewoon helemaal niets. Toen ik weer thuis was en nog eens goed keek zag ik de nog verse wond van de kort bij de grond afgezaagde stam. Het moest een bliksemoperatie zijn geweest. Ik nam mij voor de buren bij de eerste de beste gelegenheid te vragen hoelang ik al niet zag wat er niet meer was. Ik kon me overigens goed in hun besluit vinden. De takken van de boom hingen al jaren zwaar boven de weg. Als er een vrachtwagen voorbij kwam, werden de onderste een stukje meegezogen. Het houdt een keer op, ook met bomen.
Ooit maakten wij hier in huis de afspraak – Marie Kondo moest nog ontdekken hoezeer opruimen haar innerlijke zelf en dat van ons vreugdevol zou stemmen – dat als we iets het huis mee in namen, dat er dan ook iets uit zou gaan. Nou lukt dat over het algemeen best als het om voedsel en drank gaat. Dat gaat dan wel niet een op een maar wel zeer ongeveer. Voor de rest is er van die afspraak zo goed als niets terecht gekomen. We moeten het hebben van aanvallen van opruimwoede. De laatste is van een paar jaar geleden. We gingen blij, blij, blij, blij door een winter van een ongekend en diep bevredigend almaar voortwoekerend opruimen. We genoten intens van ritjes naar kringloopwinkels, Beatrixhaven, kinderen, vrienden, boekenverzamelaars en wat er nog meer aan bodemloze putten voor overbodig spul is. Maar het was niet genoeg. Er hangt nu weer zo’n ronde in de lucht.
Zo liep ik van de week op zolder weer tegen de stencilmachine aan. Ze – ik vind het een ze – is een echte overlever. Ik kocht haar ooit van een school waar ik een jaartje werkzaam was. Ze is nog van voor de Tweede Wereldoorlog, van toen het reproduceren van tekst nog een ambacht en hard werken was. Ze is een degelijke, loeizware, glanzend zwart metalen en met de hand aangedreven Pelikan. Ik kocht haar, inclusief inktpatronen en wat pakken papier, voor vijftig gulden. Ik vond haar zo ontzettend mooi. Maar ook speelde in mijn hoofd het romantische idee dat mocht de Derde Wereldoorlog uitbreken de ondergrondse in Nederland in elk geval over één stencilmachine zou beschikken. Aan mij zou het niet liggen: het vrije woord zou ook dan nog steeds verspreid kunnen worden. En nu denk ik: Wie haar wil mag haar hebben.
Min of Meer – 25 november 2020 – week 48