Gisteren zat ie bij jou en nu de hele tijd bij mij. Wie, vroeg ik. Nou, de mug zei El. De mug. De. We verkeerden namelijk in de veronderstelling dat het beestje dat gisterenavond mij steeds om de kop zoemde en dat ik maar niet te pakken kreeg het enige is dat met ons de woonkamer deelt. Ik zag het net onder het boek, boven het boek dat El leest, op haar buik, haar knie, rond haar hoofd ……. Ik heb hem, zei ze opeens terwijl ze een klap gaf op haar dij. Ze liet me zien waar het zwarte lijkje lag of meer nog: verkleefd zat op haar broek. Die heeft nog niks gehad vandaag, zei ze. En de was is er goed voor, voor dat vlekje. Ik voelde ondertussen op mijn pols een onweerstaanbare jeuk opkomen. Krabben, dus. Er is er dus minstens nóg een, dacht ik. Meer nog dan de jeuk van een steek en een bult haat ik trouwens het gezoem van muggen die op bloed uit zijn. Ik mag dan wel minder goed horen, het is nagemeten dus echt waar, maar muggen, die hoor ik nog altijd. Denk ik. Ook op mijn enkel voelde ik nu jeuk. Het is raar, of misschien ook niet, maar sinds we hier in het centrum van Venray, in de stenen wereld wonen hebben we voortduren met muggen van doen. In Meerssen, waar we in een groene wereld woonden hebben we ooit één keer een mug in de slaapkamer gehad. Terwijl we toch altijd met open raam en zonder hor, sliepen. Het zullen de vogels zijn geweest, de zwaluwen en de mussen en de mezen vooral, die er korte metten mee maakten. Hier zijn ook wel vogels maar die eten vooral broodkruimels, friet en zo, en die hoeven dus niet achter de insecten aan. Die leven rond de terrassen en snackbars. Maar goed, ik had dus jeuk, ik heb nog jeuk en nu denk ik dat jij ook jeuk hebt en dat ik vanavond nog moet proberen die mug te grazen te nemen. En weet je, terwijl ik dat schrijf zie ik hem hier een beetje cirkelen boven mijn buik. Mijn klap was raak. Mijn shirt moet in de was. Wat ik me trouwens afvraag: Heb jij weleens een mug zien lopen? Ik niet.