Er zijn geluiden die moeilijk in woorden te vatten zijn. Wat dat betreft zijn geluiden net gevoelens. Er stond een joch van een jaar of negen met een hamer op een ijzeren wiel te slaan. Er zijn, denk ik, niet veel plekken waar dat kan. Nou, het kan in het Spoorwegmuseum in Utrecht. Elke klap was hard en op de een of andere manier overtuigend. Ik bedoel, als je met een ijzeren hamer op een ijzeren wiel slaat dan moet dat klinken zoals dat joch het liet klinken. Hoor mij, hoor mij! Er zat een diepe overtuiging achter. Zo moest vroeger de ijzer-op-ijzerslag van de dorpssmid geklonken hebben. Het joch leek een geest uit het verleden. Hij was, hier in het Spoorwegmuseum, de reïncarnatie van de wagenmeester die vroeg in de morgen de wielen van zijn ijzeren paard test. Zijn ze nog oké? Zitten er geen barstjes of scheuren in? Net als bij klokken moet de klank van de klap met de hamer zuiver zijn, je mag geen dofheid horen, er mag geen rem zijn op zuiverheid en helderheid. Hier in het museum van de Nederlandse trein: de klappen van de jongen met de ijzeren hamer op het ijzeren wiel klonken ook als het luiden van een klok, en even dacht ik: Een noodklok! Maar er was verder niemand die er aandacht aan besteedde. De jongen sloeg en sloeg en sloeg en sloeg en het was alsof hij van niemand was.