Huilbui

We vinden dat we nog maar even de straat op moeten. Even een rondje dorp en dan nog even ergens neerstrijken voor een koffie of een wijntje. Het is er tamelijk druk. Want koopzondag. En er zijn vandaag levende beelden. Trekt ook publiek. Het waait knap hard, de temperatuur is goed. Maar nu ter zake. Het terras waar we aanleggen voor een witte wijn ligt beschut. Het is er rustig. Het is vijf rijen diep. Wij zitten achteraan. Het overzicht is perfect. Op rij twee, bijna recht voor ons, een jong gezin, met oma, zijn moeder. We kennen ze, althans, weten wie ze zijn. Maar, niet belangrijk. Ondanks dat het een jong gezin is, kindjes van twee en zes, meisjes, is het rustig aan het tafeltje (ja, vooroordelen). Die twee kleintjes scharrelen wat rond op het terras, zitten op een stoel, kruipen bij mama of oma op schoot (geen vooroordeel, feitelijke waarneming). Sereen. Tot de doffe bonk. Ik denk: Daar gaat een hoofdje ergens tegenaan en dat was niet de bedoeling. Na de bonk even stilte, beweging aan tafel, huilend kind. Het mag bij mama op schoot, papa inspecteert de plek van de impact en hij wijst, kijkend naar oma, naar zijn voorhoofd, rechts bovenin. Daar heeft het hoofdje de tegels van het terras geraakt. Wondje, zeggen zijn lippen. Rond het tafeltje is het nu rep en roer. Alles beweegt. Papa loopt gehaast het café in. Als het kind eindelijk tot bedaren is gekomen en niet meer als een dood vogeltje met het hoofdje op de schouder van de moeder ligt en op haar schoot zit, kan ik de blauwe bult zien. Daar moet ijs op, denk ik. Waar is de vader. En daar is hij al. Met een handdoek en ijsklontjes. Het is goed, het is belangrijk, het gaat helpen, maar je weet ook: dit wordt de volgende huilbui. Dus …… (feitelijke waarneming).