En toen waren we weer terug in Honfleur. L. zegt, als we op het terrasje van september 2019 zitten. ‘Raar, dat we altijd weer uitkomen bij waar we al eens geweest zijn.’ En ze noemt voorbeelden. ‘Altijd Uzès als we op weg zijn naar Zuid-Frankrijk. En bijna altijd Beaune als we terugrijden naar huis. En nu zijn we voor de tweede keer in Nomandië en trekt Honfleur aan ons. En als we in Agay zijn, is het altijd datzelfde terrasje op die hoek bij die rotonde. En nu hier in Honfleur. Ook weer hetzelfde terrasje. En in Uzès dat restaurant aan de Place des Herbes.’ Naarmate we ouder worden, wordt het al reizend terugvallen op wat we kennen sterker. We zijn ooit begonnen met zwerfvakanties, bijna elke dag een nieuwe plek om te kamperen, elke dag nieuwe wegen, nieuwe landschappen, andere vergezichten en nauwe kloven. Elke dag andere mensen. Nu zit naast ons op het terrasje een jong stel. Ik zie de twee enkel vanuit mijn ooghoeken. Zo nu en dan werp ik een steelse blik. Sorry, lieverds. Ze zijn in al hun stralende jeugdige schoonheid een ongelooflijk keurig koppeltje. Fris gewassen, goed gecoiffeerd, correct gekleed. Zij is 23, hij 26. Het is elf uur, de zon staat vol op waar wij zitten. Zij is gehuld in een zeer zomers indigoblauw linnen jurkje, met zongebruinde benen, voeten in niemendallige maar ongetwijfeld prijzige sandaaltjes. Hij in witte polo met opstaand kraagje, marineblauwe korte broek en de blote voeten in donkergrijze loafers. Allebei bewapend met Ray Ban. Ze bestellen een ontbijtje. Ik denk – het galmt in mijn hoofd met hoofdletters -: Wat zijn jullie al oud! Terwijl jullie net klaar zijn met je opleiding, net als trainees begonnen bij Unilever (zij, in de marketing) en bij KPMG Global (hij, als bedrijfskundig adviseur), misschien wonen jullie al samen op een appartement in Rijswijk. Jullie rijden Tesla, Volvo of Polestar, lijkt me. En ik hoop vooral dat jullie geen Forum voor Democratie stemmen. Ze spreken Nederlands met elkaar, mijn fantasie kan dus niet echt met me op de loop gaan. Ik had ze ook voor Engelsen uit een oud geslacht kunnen verslijten of voor kinderen uit de chic de Paris, als ik niet gehoord had welke taal ze spreken. Dat ze Nederlands spreken legt me ernstige beperkingen op. Het laat me niet los: Wat hebben ze zo te zien alles al vreselijk goed voor elkaar. Waar is de imperfectie in hun leven? Zijn ze wel voldoende jong geweest? Moet ik me zorgen om hun maken? Gelukkig hoeft wat ik zie niet te zijn wat ik denk.