Matthieu van der Poel moest een traantje laten. Hij kreeg een roze fiets, een Mercier, waarop zijn opa PouPou nog had gereden. Gelukkig had hij een zonnebril op. Zo’n monsterlijk geval waarmee wielrenners graag rondrijden. Die windschermen doen overigens goed werk. Ze houden vliegjes uit je ogen. En stof en kleine steentjes. Als je dacht dat verzurende beenspieren het enige ongemak voor hardfietsers zijn, nee dus. Fietsen om te winnen is in bijna alle opzichten de sport met het grootste afbreukrisico. Zowel lichamelijk als mentaal. Misschien is het daarom wel zo populair. We zien medemensen graag piepen en kraken, als ze er vrijwillig voor gekozen hebben, tenminste. En medisch goed worden begeleid. Fietsen is heroïek. Fietsen is ook romantiek. Je kunt er heel erg goed gevoelens van bewondering, dweepzucht, aanbidding, idolatrie aan kwijt. Zelf zat ik eens in de huiskamer van een goede vriend in het gezelschap van Hennie Kuiper en Adrie van der Poel. Ze waren net gearriveerd voor de Nacht van Zeilberg. Het was ergens in de eerste helft van de jaren tachtig van de vorige eeuw. Van der Poel was een aanstormend talent en Hennie Kuiper, een jaar of tien ouder, hield hem vaderlijk onder de vleugels. In 1986 zou Van der Poel Parijs-Roubaix winnen. Bijvoorbeeld, want hij won nog wel meer. Hennie Kuiper, tien jaar ouder, was hem in 1983 voorgegaan. Goed, we zaten daar in die huiskamer en ik had geen idee waar ik het met die jongens over zou moeten hebben. Kon je bijvoorbeeld vragen hoe zwaar hun fiets was? Of welke bladen ze voor en achter gestoken hadden? Of ze er zin in hadden, in de Nacht van Zeilberg? Of Hennie Adrie ging helpen te winnen of Adrie Hennie? Daar werd ik me voor het eerst en in een flits scherp bewust van de mogelijkheid dat je als liefhebber van het wielrennen wel eens een last zou kunnen zijn voor de helden. Dat wilde ik helemaal niet. Ook de twee helden wisten duidelijk niet hoe een interessante opening te maken in het loden zwijgen. Kom, zei Kuiper, laten we ons maar gaan verkleden. En ze vertrokken naar de achterbouw van het huis. Het was al met al een ontnuchterende ervaring. Later die avond zagen we de mannen hun rondjes draaien. Ik herinner me alleen nog dat Eric Heiden ook acte de présence gaf. Vooral heel erg achter in het peloton. En wie er gewonnen heeft, die editie, geen idee.