Het is een aardig meisje, zo te zien. Maar ze heeft een lelijke kerel bij zich en ze kauwt haar stuk pizza weg met open mond. Dat is een stuk minder. We zitten in een ruimte op een Franse Aire langs de autoroute waar onder andere te eten en te drinken wordt aangeboden tegen betaling van tamelijk forse sommen geld. Soms heten ze brasserie, soms snackpoint of restaurant. Het meubilair is van een kwaliteit die het noodzakelijk maakt het met enige regelmaat te verversen. Elk schuiven met een stoel over de tegelvloer veroorzaakt een geluid dat pijn doet aan de oren. Krijt over schoolbord. Het klinkt er hol en het ís er hol. Als we niet zouden zijn opgevoed met het idee dat de hel vooral vuur is, dan waren in de ogen van de Heer deze ruimtes langs de Franse snelweg zeker ook een passend concept geweest. Het is dan ook een wonder dat er toch nog zo ontzettend veel mensen zijn. Hier wint de door voortjakkeren uitgewoonde inwendige mens – omdat hij zich onontkoombaar moet voeden en laven én ook omdat hij zich moet ontlasten – het glorieus van de mens met goede smaak en de behoefte aan een leven in betrekkelijke rust. Ook wij onderwerpen ons enkele keren per jaar aan het regime van de holle ruimtes op Franse aires. We sluiten dan aan in de voortschuifelende rij voor de vitrine met broodjes die allemaal anders heten maar er wel zo goed als hetzelfde uitzien. En elk jaar gaat het schuifelen langzamer en wordt het meer en meer strompelen. Ook hier zet buiten vakantietijd de vergrijzing onvermoeibaar door. Na aanschaf van een fikse koffie en een Escargot aux raisins – zeg maar koffiebroodje – gaan we zitten aan een van de tafels. Langzaam drinken we onze koffie, eten we ons broodje. Daarna schuift enkele tafels verder het meisje aan. Dadelijk zoeken we de auto weer op voor de laatste etappe naar huis.