Frites

We zaten in een restaurant aan het Pancratiusplein in Heerlen. Dat lag gedeeltelijk open maar toch oogde het feestelijk met lampjes en lichtjes all over the place. Aan de gevels, in de bomen, op de terrassen en in het plaveisel. We hadden wat gegeten en er waren behoorlijk wat frites over. Dat vonden we jammer. Toen de ober de tafel kwam afruimen, vonden we dat we hem dat even moesten vertellen. Hij haalde zijn schouders op. We probeerden nog een nadere uitleg maar hij had overduidelijk geen oog of oor voor het ongewenste van deze onbenutte overvloed in een wereld met voedseltekort. Voor deze verspilling, dus. Ook hadden we in ons achterhoofd dat in de Oostelijke Mijnstreek armoede en dus ook honger een groot probleem zijn. Denk voedselbanken. Maar goed, en weg was hij weer. Toen even later de serveerster die kwam afrekenen, vroeg of alles naar wens was en wij ja zeiden, zei zij: Hoor ik daar enige aarzeling? En toen hebben we onze kans nog maar even gepakt. Ze begreep ons. We gingen volmaakt gelukkig de deur uit.

Meesteroplichter

Pushbericht op telefoon in de app van 1limburg: Meesteroplichter Wil H. trekt boetekleed aan in rechtbank. Tja, Wil H.. We ontmoetten hem voor het eerst op de Markt in Meerssen, lekker aan het bier tijdens de huldiging van roeister Maaike Head op 7 september 2016, gouden plak Olympische Spelen. H. was in gezelschap van een goede bekende. We raakten aan de praat. Ook over onze badkamer die aan een opknapbeurt toe was. Nou, dan was Wil de man die we moesten hebben. En toen begonnen acht maanden van intensieve communicatie over onze badkamer. Het eerste zakelijke gesprek hadden we op 23 september 2016 en het laatste contact over het werk dateert van 22 mei 2017. Daarna zijn er via de goede bekende nog wat contacten geweest, bedoeld om bij H. verhaal te halen, het laatste op 5 oktober 2017. Maar ook die liepen op niets uit. Op 22 mei 2017 zaten we nog steeds met een badkamer in revisie. We konden er douchen en er hing een tijdelijke wasbak en er stond een tijdelijke radiator. Staat van het tegelwerk: slecht. H. zouden we daarna niet meer te zien krijgen. En we moesten extra kosten maken om de zaak op orde te krijgen. Ik heb ergens in de zomer van 2017 alle communicatie met H., voor zover niet via telefoon, dus die via mail en whatsapp in een logboek samengebracht. We overwogen aangifte maar die kwam er niet van. Nu ik dat nog eens nalees, denk ik: pathologische leugenaar. Ik lees in het bericht op 1limburg zinnen als: H. begon de zitting met excuses aan alle slachtoffers (….) ‘Ik wil ook alle schulden aflossen’, zei de verdachte (….) Hij factureerde opdrachten, maar maakte vervolgens het werk niet af en verzon allerlei smoesjes (‘mijn vader of moeder is overleden’) waarom hij de klus niet klaarde. Daarna ging hij bij de volgende opdrachtgever aan de slag. ‘Ik had zoveel werk, maar moest het ene gat vullen met het andere. Op een gegeven moment viel het als een kaartenhuis in elkaar’, zei H. daarover. Ik zal hier niet uitweiden over alle smoesjes die H. ons verkocht heeft. Ze zijn soms van dien aard dat je je kunt afvragen of publicatie raakt aan de privacy. Maar, ook in ons logboek staan plotselinge sterfgevallen. We hebben er met enige regelmaat in apps goede wensen – van onze kant – als: sterkte aangetroffen. En altijd kwam overal wel iets tussen: niet geleverd, zoek geraakt, niet op voorraad, verkeerd geleverd. Dat soort redenen voor later komen, niet komen, vroeg weggaan …… Tijdens de voortgang van het proces vroegen we ons voortdurend af hoe lang we het nog moesten laten duren. De twijfel over de werkelijkheid waarin we verzeild waren geraakt groeide in elk geval sneller dan dat het werk vorderde. Elk bezoek van H. leverde weer nieuwe vragen op. Hoezo badkamermeubel zoekgeraakt? Hoezo badkamerradiator nu niet leverbaar? Waarom een andere kraan dan afgesproken? Waarom die ernstige lekkages? Waarom alleen koud water? En zo kan ik nog even doorgaan. Er zijn nog altijd allerlei vragen onbeantwoord. De belangrijkste: Hoe kwam die man aan al zijn werk? Als het overal zo rafelde als bij ons, wie wilde hem dan nog over de vloer? Het beroerde was dat al zijn excuses bijna aandoenlijk waren. Boos worden was lastig. H. werd als het ware zelf door zijn smoesjes en excuses meegenomen, ze gingen ook met hem aan de haal. Net als met ons. Ze kwamen als vanzelf. Hij moet er soms zelf verbaasd over zijn geweest. Zo gemakkelijk ging het. Toch, ergens is het fout gegaan. En wat moeten de slachtoffers nu met zijn excuses? Ik niks, in elk geval.

Duimen en zo

Even heel kort over duimen en zo. 

Een foto. Vijf volwassen mannen. Naast elkaar, breed lachend in de lens. Achter hen vijf bedrijfsbanners. Vijf spijkerbroeken. Tien lichtbruine schoenen met punt. Alle vijf van beide handen de duimen omhoog. Tien duimen. 

Andere foto. Zeven volwassen vrouwen. Allemaal op een andere manier door de knieën gezakt. Hoofden op ongelijke hoogte. In verschillende richtingen naar het heelal gericht. Zeven bossen bloemen. De monden wijd open voor een juichkreet. 

Van die foto’s, dus.

Rennes-Le-Château

Tijdens vakanties hield en houd ik – niet altijd even consequent – maar toch een dagboek bij. In 2003 verbleven we in Les Labadous, een gastvrij vakantieverblijf onder Nederlandse regie. Lees deze tekst maar als een brief aan het thuisfront. In deze brief valt de naam van Graham Simmans. Hij is in 2005 overleden. Van de andere personen weet ik niet in welke staat van zijn zij op dit moment verkeren.

Zondag 8 juni 2003 – We zijn nu een week in dit prachtige deel van Frankrijk: het land van de Katharen, van de Albigenzers, van de Tempeliers en misschien wel van Jezus Christus en Maria Magdalena zelf. Vanochtend naar de markt in Esperaza geweest, daar de grote Graham Simmans gezien en op de terugweg naar Les Labadous reden we, toevallig, achter hem aan, de berg op naar Rennes Le Chateau. Hij luid toeterend bij elke bocht die met meer dan veertig graden de berg opdraait. Elke bocht de mogelijke aanloop naar een dodelijke salto mortale. Naast hem een jonge Jesus Christ Superstar. Waarom Simmans genoemd? Simmans is een archeoloog die zich heeft gespecialiseerd in de geheimen van Rennes-Le-Château. (….) Hij beweert te weten waar Jezus Christus rust en de twee R.’s, gasten die we aan de table d’hôte van Les Labadous ontmoetten en gelieerd aan de Tempeliers, kunnen zich naar hun zeggen geheel vinden in zijn conclusies. Binnen enkele jaren zouden die het katholieke geloof op zijn fundamenten doen schudden. Want: Jezus Christus is niet aan het kruis gestorven maar afgenomen en vervolgens geheel gerecupereerd naar Zuid-Frankrijk ontkomen. Vraag me niet naar details. Die zijn onder andere te vinden in het boek Rex Deus van de hand van onder andere Graham Simmans. Het behandelt de erfopvolging van Jezus Christus, met name ook zijn gedachtengoed en hoe dat ook heden ten dage nog zorgvuldig beheerd wordt. In het geheim. Helaas gaat hij in Rex Deus nog niet zó diep op deze zaken in dat je er een wetenschappelijk onderbouwd en onvoorwaardelijk geloof in zijn afwijkende kijk op de geschiedenis van Jezus van krijgt. Maar in combinatie met allerlei andere in deze regio circulerende verhalen over mysteries en andere wonderlijke zaken (schatten, familiegeheimen, plotselinge en onverklaarbaar ten deel gevallen rijkdom, pelgrimsroutes, ketterijen en God weet wat al niet meer) komt een beetje nieuwsgierig mens al gauw tot de conclusie dat er meer aan de hand moet zijn. Waar rook is, is vuur. Of niet? En we kunnen gerust zijn: Simmans heeft een boek in voorbereiding dat ons het naadje van de katholieke kous en dus ook van al het kerkse bedrog tot nu toe zal onthullen. Nou ben ik aan het lezen in Jeruzalem van Karen Armstrong en ik pik daaruit op dat de katholieken heel stevig te werk gingen als het om het liefdevol uitdragen van de eigen overtuiging gaat. Geweld speelt daarbij een meer dan prominente en ook nietsontziende rol. Een verschijnsel dat ook terug te vinden is in de manier waarop de Katharen bij de les werden gehouden. De campagnes tegen hen en tegen de moslims in de middeleeuwen, tegen de laatsten meer in het bijzonder de kruistochten, leveren daarvan het sprekende bewijs. Vanochtend waren we dus al even in Rennes Le Chateau geweest. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat is het daar een komen en gaan van toeristen die iets willen meepikken van het mysterie van De Saunière, een priester die rond 1880 van de ene op de andere dag blijkt te bulken van het geld. Een van die mysteries, hier. Gisterenavond bij J. gegeten. Goed voedsel. Later op de avond raken we even in gesprek met B. en R. uit Groenlo. (……) Ze zijn erg aardig en praten graag. Wij luisteren veel. Ons verblijf in Les Labadous is tot nu toe hoofdzakelijk gevuld met iets dat nog het meest lijkt op niets doen maar dat natuurlijk niet is. L. en ik hebben ieder al zo’n 1.000 pagina’s leesvoer weggewerkt en dat aantal zal p.p. nog wel verdrievoudigen. Het weer is goed, afwisselend en door de bank genomen is de temperatuur van zeer aangenaam tot ongeveer 32 graden. We zullen nog wel actiever worden maar tot nu toe heeft zich daartoe de noodzaak niet echt voorgedaan. Dat spijt L. nog het meest, lijkt het. Zij wil graag weten wat we morgen gaan doen. Elke dag. En ze wil ook echt IETS DOEN. Lezen, gewoon zitten, naar vogeltjes kijken en luisteren, lekker eten, een kort wandelingetje maken; dat is allemaal niet IETS DOEN. (…..) We zijn overigens afgelopen woensdag wel al naar Carcassonne geweest. (….)

Sudoku

Al enkele jaren maken we hier in dit huis elke dag minstens één sudoku. Om onszelf scherp te houden. We hebben het dan over een vijfje of meer. We pleiten ervoor dat iedereen elke dag minstens één sudoku oplost. Kortom: Het wordt tijd voor maatschappij brede sudokuficatie. Om ons allen scherp te houden.

Graf

‘Er reserveren hier naar verhouding veel ouderen een graf’, zegt de directeur van de natuurbegraafsplaats, hier vlakbij. Dat lijkt me logisch, alleen al vanwege de leeftijd en het onvermijdelijk met steeds meer zekerheid naderende levenseinde. Als je jong bent is het graf in principe nog een eindje weg. En dat kan goed doorgaan totdat je een jaar of zestig, zeventig bent. We zijn op deze begraafplaats in een bos, met raadsleden en commissieleden van de gemeente. Wat me verrast is een andere veel gehoorde reden die ze noemt. ‘Ze willen vooral hun kinderen niet opzadelen met de verplichting van het onderhoud van de graven van hun ouders. En evenmin met de vraag of, vaak tegen hoge kosten, hun graven na drie of vijf jaar nog in stand gehouden moeten worden of niet. Als je je hier laat begraven’, zegt ze, ‘dan ben je verzekerd van eeuwige grafrust en de graven liggen in een natuurgebied dat als natuur onderhouden – en voor zover noodzakelijk – hersteld wordt. Daar hebben de nabestaanden geen omkijken meer naar.’ Ik herken de reden: je kinderen niet lastig willen vallen met je nalatenschap. Dat ikzelf, eenmaal onder de grond, in transitie naar voedingsstoffen voor plant en dier, tot die nalatenschap behoor, was nog niet echt tot me doorgedrongen. We hebben inmiddels wel al ontzettend veel weggedaan en compact opgeruimd met het oog op het ontlasten van onze kinderen. Soms denk ik dat we daar wel erg ver in gaan maar gelukkig blijkt dat ook voor onszelf erg plezierig, We zijn nu immers van veel rommel af en we hebben weer goed overzicht, bijvoorbeeld. Het gaf een goed gevoel ballast af te werpen en andere mensen plezier te doen met nog goede spullen. Plus, we droegen bij aan de circulaire economie. Goed bezig oudjes, zeggen we soms tegen onszelf! En nu spelen we dus met de gedachte om ons eens wat serieuzer te oriënteren op opgaan in de natuur, hier vlakbij.

Oogappels

We hebben net Oogappels bij zitten spijkeren. We waren wat achter geraakt. En toen gebeurde wat onvermijdelijk is: we gingen door tot na de laatste aflevering. Omdat er een zesde seizoen komt, weet je dat er wat steilewandhangers zullen zijn. Ik ga er verder niets over zeggen. Hoewel, wat ik er wel over wil zeggen is dat ik Ramsey Nasr zo ontzettend goed vind acteren. Zelfs net over the top blijft hij geloofwaardig. Overigens: Hij bevindt zich in goed gezelschap. De andere acteurs hebben ook echt wat te doen. Komt ook door de personages. Die zijn uitdagend, zelfs als ze nogal grijze muizen zijn, of lijken. Er is altijd wel iets onder de oppervlakte dat verrast of verontrust of verheugt. Ik verheug me op het zesde seizoen.

Verder vandaag weinig te melden. Er is natuurlijk niet niets gebeurd. Er is altijd wel wat maar het valt nu even in het niet bij gekeken hebben naar Oogappels.

Meedoen

Dit stukje schreef ik op 3 mei 2012 en ik publiceerde het op mijn oude website die al een tijdje uit de lucht is. Het is enigszins gedateerd maar ook nu nog leesbaar, denk ik.

Mijn krant vertelt mij vanochtend dat de verkoop van motoren op een historisch dieptepunt is. Okee, denk ik dan, het is een aanslag op mijn gemoed, het maakt mijn dag iets minder mooi maar wat kan het schelen. Ik leef. Ik zie een beker koffie voor het grijpen en ik kijk uit over een prachtig groene wei vol paardenbloemen met zwartbonte koeien, net zo’n wei met Belgisch blauwe dikbillen en dan nóg zo’n wei met twee paarden en een pony en daarachter een bosrand met majestueuze bomen en witte sokken van bosanemoontjes.
Als je goed zoekt in een krant dan vind je altijd nog wel meer historische zaken. Eigenlijk bijna alleen maar, zelfs. De dingen gebeuren en ze zijn geschiedenis en daarmee historie. En dan is qua schrijven de stap naar historisch nog maar heel klein. Semantisch ligt het iets gevoeliger. Historisch gebruiken we eigenlijk alleen als we vinden dat het ding een landmark in de tijd is. De politieke moord op Pim Fortuyn, om maar eens een aansprekend voorbeeld te noemen. Menen sommigen en zij vinden het zelfs een historische fout dat die niet meer aandacht krijgt in onze schoolboeken.
Meer recent kreeg in de media het wandelgangenakkoord van de Kunduzcoalitie het predicaat historisch. Praktisch op het moment dat het zich voor onze ogen voltrok. Het had eigenlijk nog niet eens de kans gekregen geschiedenis te worden of de grootste zieners onder ons wisten al met grote zekerheid te melden dat het historisch was. Er zweefden namelijk woorden door de lucht als dienen van het landsbelang, nemen van verantwoordelijkheid, beperken van gezichtsverlies, eigen belangen opzijzetten, het herstellen van vertrouwen, je woord gestand doen, geloofwaardig blijven en zo. En als zoveel grote woorden samenkomen rond één ding, dan moet dat wel historisch zijn.
Wat ik zelf wel bijzonder vond aan dat Kunduzakkoord was de Olympische dimensie ervan. Vooral het meedoen was belangrijk. Gaf niet wie, gaf niet hoe, gaf niet waarom en gaf niet met welk doel. Nou ja, dat wie, dat speelde dan nog wel, maar al dat andere? Langzaam maar zeker druppelt het kritiek op het akkoord en de hoog opgespeelde euforie verschrompelt langzaam tot tevredenheid in kleinere kring. En goed dan, ook bijzonder vond ik dat er momentum was en dat er politici waren die dat tot het hunne wisten te maken. En vooral belangrijk was dat daar voor het eerst in jaren Wilders niet bij was.

Loslaten

Ik zag op Twitter – ik blijf het Twitter noemen, ook al is het een minder aangename verblijfplaats geworden dan VROEGER!, ja VROEGER! toen, zo’n tien jaar geleden, in elk geval Twitter beter was dan X nu is en zeker niet álles beter was – een goede bekende twitteren/tweeten: Ik zou wat meer aandacht voor mijzelf moeten hebben en eens moeten stoppen met mij zorgen te maken over mijn kinderen en kleinkinderen. Die redden zich ook wel zonder mij. De psycholoog heeft gelijk, maar dat is moeilijk. Ik herken zowel wat de goede bekende zegt als wat de psycholoog zegt. Sinds twee jaar wonen wij bij onze kinderen en kleinkinderen om de hoek, zeg drie kilometer van hen vandaan, zeer tot ons plezier – al missen we Zuid-Limburg nog altijd echt wel heel serieus – maar ook met de sterke behoefte niet overal bij betrokken te willen zijn. We willen niet alles van hen weten. We willen ook niet alleen de leuke dingen weten, we willen ook wel hun zorgen kennen maar niet alles. We willen er vooral zijn als we nodig zijn. We willen nabij zijn maar ook afstand houden. Gelukkig denken onze kinderen daar net zo over. We willen doorgaan met hen loslaten en tegelijk vasthouden. We willen ze losjes vasthouden. Dat is niet zo moeilijk.

De kast

We hadden de auto geparkeerd aan het begin van de Schoolstraat en liepen over de kinderkopjes van de Diepstraat, die heel geleidelijk afloopt naar de Maas. Toen we uit de auto stapten zei L.: ‘Aan het einde van de straat ligt links het geboortehuis van Pa. Op de hoek met de Breusterstraat. Tante Mathilde heeft er tot haar dood gewoond. Met oom Hubert.’ Ze zei het terloops. Het zijn de dingen die je tegen elkaar zegt als je ergens goed thuis bent en aan je verleden nog even lucht wilt geven. We hadden daarna wat gegeten Bie Meijs. Niks bijzonders, iets met kroket, wat bruinbrood, een beetje atjar en een karige halve augurk. Maar, gesmaakt had het wel. De zon scheen, maar vanaf de Maas waaide een wat kille wind de Diepstraat in.

We waren al veel vaker in Eijsden geweest. L. al vanaf haar vroege jeugd, ik vanaf het begin van de zeventiger jaren, toen ik haar leerde kennen. Vanuit Maastricht gingen haar ouders met haar en haar zussen en broer toch zeker één keer per maand, op zondag na de hoogmis, naar Eijsden. Op familiebezoek. Dan weer bij de ene, dan weer bij de andere tante. Met de auto, met z’n vijven of zessen op de achterbank. L. heeft er goede herinneringen aan. Altijd was er vlaai. Op feestdagen zó overvloedig dat het een sport was er zoveel mogelijk van te eten. Op de terugweg in de auto, soms misselijk, boden ze tegen elkaar op. Wie had de meeste stukken op?

Langs de Diepstraat liggen de cafés waar L.’s ooms en tantes, neven en nichten hun advocaatjes lepelden en hun pilsjes en jenevertjes dronken. De ooms mochten er ook graag een kaartje leggen. Elke week op een vaste middag; dan namen ze ook het dorpse wel en wee door. Langzaam waren in de laatste jaren van de vorige eeuw die hechte vrienden- en vriendinnengroepjes opgelost in de tijd.

Wij hadden na onze lunch Bie Meijs nog een half uurtje stuk te slaan en slenterden nu dus naar de Maas. Ik kom heel graag bij de Maas. Die heeft daar overigens geen aandacht voor, zij is onverstoorbaar, meestal kalm, soms ook onstuimig, woest en ongenaakbaar als in de Ardennen of in het Heuvelland regengod Pluvius zich weer eens laat gaan en alle remmen losgooit.  

Terwijl we de Maas steeds meer in het vizier kregen, zei L.: ‘Ik moet opeens aan die kast denken.’ Die kast. Ik wist welke kast ze bedoelde. Die kast dook ergens aan het eind van de tachtiger jaren in ons leven op. We waren bij haar ouders, we zaten in de kamer van hun huis met de grote tuin tussen de laagstam fruitbomen, het was een mooie, heldere winterse dag, toen haar moeder zei: ‘Ik denk dat het tijd wordt dat jullie eens meegaan naar Eijsden om afscheid te nemen van tante Mathilde.’ Tante Mathilde was, 84 jaar oud, aan bed gekluisterd geraakt als gevolg van kanker aan de alvleesklier. Haar dood kondigde zich aan en L.’s moeder vond het dus nodig dat wij haar een laatste groet gingen brengen. Zij zou met ons meegaan. Dan viel het praten makkelijker.

‘Ja, die kast, dat was me wat’, zei ik. En toen waren we onderaan de Diepstraat op Het Bat en was die kast, zo snel als hij was opgedoken weer uit beeld. We keken uit over het donkere water, België aan de overkant. Rechts de Sint Pietersberg en boven de kruinen van de bomen de hoge piloon van de hangbrug bij Ternaaien, over het Albertkanaal. Links de monumentale treurwilg. Kon die niet eens Boom van het Jaar worden? Op de Maas zwommen ganzen van een soort die we niet konden thuisbrengen. We dachten even dat het eenden waren. Maar, dachten we, ze zijn te groot voor eenden of konden eenden ook groot zijn? Zwanen waren het zeker niet. Daarvoor waren ze te klein. En niet wit en niet zwart. Er ging even overheen voordat we vonden dat we genoeg tijd hadden besteed aan een vraag die niet urgent om een antwoord vroeg. Wel van belang, vonden we: De Maas lag er als altijd bij alsof ze zich zeer thuis voelde in het landschap dat ze in de loop van de eeuwen voor zichzelf en voor ons gefikst had. Het pontje voer af en aan. Op de Belgische oever wapperden boven een groot terras de Belgische, Waalse en Europese vlag.

‘Ik wil eigenlijk wel even over de Breusterstraat terug naar de auto,’ zei L.. Dus liepen we over het Bat, langs de Eijsder Beemden naar het Mariaplein. Ik moest denken aan die keer dat L. en ik na een vakantie in een huisje in de Ardennen vanuit Dinant in een paar dagen, heuvel op heuvel af, waren teruggefietst naar Venray. Ook toen was er de aandrang even Eijsden aan te doen, op het Bat stil te houden en bij Moeder Maas kracht op te doen voor de laatste etappes. Via de Sint Christinastraat kwamen we op de Vroenhof met daarop de bronzen, menshoge beelden van De Dans Van De Cramignon. De Cramignon is een reidans, een sliert van mensen. Inwoners van Eijsden dansen jaarlijks met de Bronk hand in hand door de straten. We hadden nu de wind in de rug en tussen de huizen van de Raadhuisstraat en de Breusterstraat voelde de zon een stuk weldadiger dan aan de oever van de Maas. Links lag het huis van neef J. en zijn vrouw L., rechts het statige huis, deels woning, deels hoeve waar we afscheid namen van tante Mathilde.

Tante Mathilde ontving op haar slaapkamer, gelegen in een eikenhouten ledikant. Dat stond midden in de ruimte. Fel licht van de laagstaande zon viel via een raam achter het hoofdeinde op het grote bed. Tante Mathilde was altijd al een wat iele verschijning geweest maar nu, met het dunne, grijze haar en de in-witte huid tussen de witte lakens en met haar ogen gesloten, leek ze wel heel erg op een bijna dood vogeltje. Het vogeltje bleek echter al snel nog alles behalve bijna dood. Hoewel klein van postuur, tante Mathilde was verbaal altijd al met veel verve aanwezig geweest en had – eenmaal goed wakker – ook nu nog van alles te vertellen.

Het bezoek moest het doen met één stoel. Die was voor L.’s moeder. L. en ik werden geacht jonge benen te hebben en ons daarnaar te gedragen. We hadden niet veel te melden. Er vielen regelmatig stiltes. We stonden nu eens hier, dan weer daar aan het bed. We moesten zo nu en dan éven lopen. Onze blikken dwaalden door de kamer. Ondertussen ontgingen de priemende oogjes van tante Mathilde niets. Toen mijn ogen voor haar gevoel erg lang bij een heel oude kast bleven hangen zei ze: ‘Ik zie je wel naar die kast kijken. Als je maar niet denkt dat je die erft.’

Ik voelde me betrapt. Ik had aan erven nog helemaal niet gedacht. Ik was hier de vreemde, had tussen de spullen in deze kamer niets te zoeken. En al helemaal niet de kast die nu zo in de schijnwerpers werd gezet. Maar maak dat op zo’n moment een mevrouw op sterven na dood, maar ook nog altijd met onwrikbare standpunten als tante Mathilde, maar eens duidelijk. Ik wilde trouwens ook niet op mijn geweten hebben te zeggen dat die kast me niet kon schelen. Voor haar was die duidelijk kostbaar goed. Het zou een belediging zijn geweest. Een ongemakkelijk half uur later stonden we weer buiten, op de Breusterstraat.

Precies waar we nu ook liepen. We sloegen de hoek om, de Schoolstraat in. Terug naar de auto. De cirkel was rond. Toen tante Mathilde een aantal maanden later, altijd ongetrouwd gebleven, stierf, verdeelden haar broers en zus de boedel. En ja, de kast die wij niet zouden erven heeft uiteindelijk zo’n jaar of dertig in onze woonkamer gestaan. Over je graf regeren, je moet het wel goed regelen. Anders gaat het niet gebeuren.

Noot: Deze tekst las ik voor in de Rubriek Even stilstaan voor Omroep Venray (radio) op zondag 5 november j.l..