Schijt aan de Grens

Vandaag met stukjes en gedichten opgetreden bij festival Schijt aan de Grens, in Venray. Ik had niet echt hoge verwachtingen maar ben uiteindelijk wel tevreden. We zaten in een uithoek van het terrein en zo nu en dan was het geluid van de bands echt ver over de top. Daar konden wij met ons geluidssetje niet overheen. En er waren nog wel wat dingetjes die beter konden en waarmee we makkelijker publiek hadden kunnen trekken en vasthouden. Hoe dan ook, we kregen positieve reacties en kregen ook het idee dat er voldoende publiek is voor het luisteren naar creatief tekstwerk. Voor gedichten, columns en zeer-korte-verhalen (zkv). Morgen weer.

Jarig

Het is feest vandaag want ik ben jarig. Toen ik jong was had ik daar erg veel plezier in, en dan vooral ook in jarig worden. Weken van tevoren woekerde tussen mijn oren een groot verlangen. Naar de aandacht, de cadeautjes, de taart en de limonade. De fijnste verjaardagen waren die waarop uit alle hoeken van het land opa’s, oma’s, ooms, tantes, neefjes en nichtjes aan kwamen waaien en ik het nieuwste boek van Pim Pandoer kreeg. Het was de tijd waarin behalve Pim ook Karl May en vooral Arendsoog naar de gunst van jonge jongens dongen. Maar, ik had niks met die personages en met wat ze deden. Geen idee waarom niet. Later kreeg ik een voorkeur voor de boekjes – Prisma pockets voor de jeugd – over Biggles. Maar, ik wil het nu niet over boeken hebben. Wat verjaardagen betreft, ergens onderweg in de cadans van de jaren is de focus op aandacht, cadeautjes, taart en limonade verschoven naar luide muziek, overvloedig drank en pinda’s en bijna onverstaanbare conversatie over het gebrek aan welvaren in de wereld in het algemeen en het onderwijs in het bijzonder en wat daar aan te doen. Ik wist eigenlijk nooit zo goed wat daar feest aan was. En al helemaal niet de dag erna. Nu ben ik op het punt dat ik wil dat jarig zijn synoniem is met oude, trouwe vrienden en vriendinnen, met wie ik in persoon en beroep veel lief en leed heb mogen delen, weer eens goed in de ogen te kunnen kijken. Dus zaten we aan het einde van de middag aan tafel voor thee, koffie, chocola, een drankje en een hapje. En het was goed.

Haiku

Ik schreef in 2010 een stukje over de haiku, naar aanleiding van een droom. Komende zaterdag en zondag besteden tijdens Schijt aan de Grens collega-schrijvers Piet Bögels en Jean Thijssen in Overloon en Venray aandacht aan de haiku, een versvorm met oorsprong in Japan. Dot stukje is een voorschot daarop.

Ik kan er maar niet vrolijk van worden, van het weer. Ik lijd aan een acuut tekort aan natuurlijk licht. Ik moet het dus echt even van mijn eigen innerlijke zonnigheid hebben. En die is nou ook weer niet altijd aanspreekbaar en onuitputtelijk. Neemt niet weg dat ik mijn uiterste best doe voor mijzelf en voor mijn omgeving het zonnetje in huis te zijn.

En juist nu realiseer ik me dat ik vannacht wakker wordend dacht: Over hun ijzig stille zwijgen ligt het doodskleed van de onmacht. Ook al niet om vrolijk van te worden. Wel heel blij, want het is prachtige poëzie. En al bijna voldoende als compleet gedicht want met zo’n zin is alles wel weer even gezegd. Ik kan wel proberen haar uit te bouwen tot een mooi kwatrijn of zelfs tot een sonnet met kans op wending naar iets moois zoals het in rook opgaan van dat doodskleed, maar zo voelt ie niet, deze zin.

Ze heeft meer de statuur van een haiku. Maar nog niet de structuur – regel 1 vijf, regel 2 zeven en regel 3 vijf lettergrepen – en de ritmiek – op één ademtocht uit te spreken. En evenmin inhoudelijk – een waarneming met tegenstelling, liefst aan de natuur of van een stemming – plus nog heel beknopt geformuleerd. Er is wellicht werk aan de winkel.

Eerst maar eens even dat met die lettergrepen. Dan krijgen we

Over hun ijzig

stille zwijgen ligt het doods

kleed van de onmacht

En dat kan, al is dat opdelen van doodskleed wel erg op het randje, met name omdat daardoor het uitspreken van de haiku op één ademtocht in gevaar komt. Bij zo’n verspringing van regels binnen één woord (enjambement) bak je toch het risico van een klein inhouden, een kleine hapering in de ademtocht in. Maar, al met al zit het zo met de structuur en de ritmiek van op die ene ademtocht wel goed. Ik vind in elk geval dat het kan.

Maar dan hebben we die natuur, stemming en tegenstelling nog. En zelf heb ik nog als pijnpunt dat ik me afvraag of een haiku niet iets plezieriger van inhoud zou moeten zijn. Speurend op internet zie ik wel een tendens in die richting. Geen moord en doodslag in haiku’s, geen tranendal. Eerder ochtenddauw en zonnestralen en zon die lacht en blauwe hemel, heel groen gras en koetjes tussen boterbloemen zachtjes soms heel klagelijk loeiend. Maar, ik vind ook dat een haiku daar maar tegen moet kunnen. Tegen een beetje minder prettige emotie. Misschien moet de haiku maar eens volwassen worden. Deze in elk geval wel.

En nee, ik vergeet die natuur en stemming en tegenstelling niet. Natuur hoeft niet per se. Het mag ook stemming zijn. Het is of/of, begrijp ik uit informatie op het internet. En in mijn versregel zit stemming genoeg, zou ik zeggen. En wat die tegenstelling betreft. Daar is wel een oplossing voor. Tegenover het ijzig stille zwijgen kan in dit verband natuurlijk ook goed woede staan. Zo op het eerste gezicht. Woede roept de gedachte aan dynamiek en lawaai op, terwijl ijzig stil zwijgen nogal het beeld van onbeweeglijkheid oproept. Dan wordt het

Over hun ijzig

stille zwijgen ligt het doods-

kleed van de woede

Helaas vind ik dat niet zo mooi. Ik houd meer van die onmacht. Die is nog radelozer. Onmacht is de woede al voorbij en zoiets wilde mijn hoofd in dit verband ook, geloof ik. De woede gaat al schuil onder dat ijzig stille zwijgen en is al gepasseerd omdat die ook nergens toe leidt, ook niet meer werkt als katalysator in een gecompliceerd geraakte relatie. En dan rest nog slechts de onmacht. Dat met die tegenstelling, dat dan dus maar gewoon niet. We houden het dus op

Over hun ijzig

stille zwijgen ligt het doods

kleed van de onmacht

En dan dus zonder dat afbreekstreepje in doodskleed. Nergens voor nodig; alleen maar overbodige vorm. De lezer snapt dat wel. Of heb je liever dat het ligt doods het kleed van de onmacht wordt?. Nee, dat wil je niet. Hoop ik.

Zag je trouwens halverwege dit stukje koetjes tussen boterbloemen zachtjes soms heel klagelijk loeiend voorbij komen? Waar doet dat je aan denken? Zet dat eens even goed neer. Dus

koetjes tussen bo-

terbloemen zachtjes soms heel

klagelijk loeiend

Haiku!

Meerssen – woensdag 10 februari 2010

Gewoon

Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Kijk, ik vraag me dus af waar die wijsheid vandaan komt. Wie verzint dat? Hoezo, gewoon? Wat is dat, gewoon? Zeg nou zelf, weet jij dat, wat gewoon is? Dat zei Henk gisteren, tegen mij. Begrijp jij dat? Tegen mij, hè. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Ik ben er nog steeds van uit m’n ritme, weet je. Mijn moeder zei altijd: Hou eens op met dat grijze-muizengedrag. Laat je eens zien. Je bent iemand en dat mag iedereen weten, hè. Loop niet altijd zo dicht tegen de gevels aan. Bij wijze van. Nou, hier ben ik dan. En dan zegt Henk, Henk hè, uitgerekend Henk dat ik gewoon moet doen, want dan doe ik al gek genoeg. Ik doe dus gekker dan gek genoeg. Maar wat is dat, gek, en dan ook nog gek genoeg? Alsof je ook níét gek genoeg kunt doen. Ja, volgens mijn moeder. Hee, jij daar, ja jij, jij doet niet gek genoeg. Doe eens gekker! Want zo gek als je nu doet, dat is écht niet genoeg, weet je! Daar ga jij het niet mee redden, zo wordt het helemaal niks met jou! Maar goed, Henk zegt dus dat ik té gek doe. Dat het ook wel wat minder kan. Dat ik moet dempen, dat ik moet dimmen, afschalen naar gewoon. Maar, kijk naar mij, zie jij ook iemand die te gek doet? Zie jij mij al voor je terwijl ik gewoon doe? Eerst m’n moeder dat ik minder grijze-muizig moet doen en nu Henk die vindt dat het wel wat minder kan met gek. En dat zijn de mensen waar je van houdt, hè. Daar moet je het van hebben. In je leven! Ik ben er helemaal van in de war. Nou, wat mij betreft, ze kunnen de pleuris krijgen. En als ik dat zeg, is dat dan gewoon genoeg, is dat dan gek genoeg of is dat gewoon of té gewoon en moet het dan weer wat gekker? Mens, ik moet er helemaal van bijkomen. En, wat vind jij, ben ik geschikter voor gek doen of meer voor gewoon? Zeg het maar gewoon, hoor, ik ben nou toch al in de war.

Limerick 2

Net als gisteren: een limerick die ik aanstaande zaterdag mogelijk voorlees tijdens Schijt aan de Grens in Venray, in de gemeentetuin.

Een bakker uit Venray met duiten

liep altijd naar meisjes te fluiten.

zo vond hij een lief

maar zij bleek een dief

die hem ook naar zijn duiten liet fluiten.

Limerick

Aanstaande zaterdag 24 augustus lees ik tijdens het gratis festival Schijt aan de Grens in Venray en Overloon in de gemeentetuin in Venray wat teksten voor. Wellicht ook deze limerick:

Een Weller ram en een Weller ooi

die werden verliefd in Wellerlooi.

Maar snel kwam de klad

in hun liefde omdat

de ram een nieuw lief vond in’t Gooi.

Behalve een aantal limericks lees ik dan ook nog wat columns en enkele gedichten voor.

Wil je me nog een column horen voorlezen, luister dan op zondag 25 augustus even na 9:00 naar radio Omroep Venray naar de rubriek Even Stilstaan. Die column heeft de titel: Fietsen.

Nummers

We kregen een lieve uitnodiging om een hapje mee te gaan eten en kwamen terecht in Venlo. In een restaurant waar de gerechten nummers hebben en de medewerkers zijn opgeleid de gasten juist niet als nummers te behandelen. De gerechten nummerden door tot en met 84. Die nummers staan dus voor heel veel verschillende gerechten. We kregen instructie. Het maakte niet uit waar je begon, vooraan of achteraan of in het midden. Het donderde ook niet hoeveel je ging eten, als je genoeg had, moest je gewoon allemaal hetzelfde bedrag neerleggen. Dat is, dacht ik, ondanks de enorme diversiteit aan mogelijkheden, typisch een concept voor wie niet kiezen kan en zich graag tot schransen laat verleiden. Gelukkig, zo kennen we ook een restaurant waar je moet eten wat de pot schaft. En sterker nog: In dat laatste is een uiterst beschaafd hapje eten een stuk duurder. Ik besloot ondanks de mogelijkheid tot chaos de volgorde op de kaart aan te houden. Van 7 en 14 naar 23 en 24 naar 41 en 44. Daarna was ik geheel voldaan terwijl links en rechts van mij, met name door het jongste volk, geheel in lijn met de onverzadigbaarheid die de puberteit tekent, nog het ene nummer na het andere werd aangerukt. Ik moest sterk denken aan een vakantie in de buurt van Cadiz waar we met ons toen nog kleine gezin in een resort vierden dat we al behoorlijk lang getrouwd waren. Daar deden gasten uit alle hoeken en uithoeken van Europa zich ‘s morgens, rond het middaguur en ‘s avonds ongegeneerd tegoed aan riante buffetten met een enorme diversiteit aan spijzen. Maar ook, bij het verlaten van de tafels lieten ze volgevreten en soms reeds danig boerend schaamteloos halfvolle borden achter. We voelden enige plaatsvervangende schaamte. Hebben we dat ook eens meegemaakt zeiden we tegen elkaar toen we er aan het einde van de week door de poort naar buiten reden. Terwijl we vanavond terug naar huis reden dacht ik: Dan viel het vanavond nog heel erg mee, Alle bordjes en kommetjes gingen leeg terug naar de spoelkeuken.

Chocobom

Vanaf de achterbank kroop in de auto weinig subtiel de geur van goedkoop snoep naar voren. Het wasemde uit de mond van twee kwebbeltantes die net uit de film kwamen. Ik zeg wel twee maar eigenlijk was het er één die bijna onophoudelijk aan het woord was en een ander die op gepaste momenten het gesprek compleet maakte. Wat ze sámen deden was kwebbelen. Het klonk terloops maar ongemerkt ging het ergens over. Dus het waren échte mensen in de film, vroeg de kleinste. Wat denk je zelf, vroeg de oudste. Dat ze getekend waren, zei de jongste. Goed, met haar dik zes jaar lukte het haar even niet de met schmink en kleding licht tot zwaar karikaturaal vormgegeven filmfiguren helemaal als echte mensen te zien. De oudste had de film wel aardig gevonden, de jongste leuk, ondanks haar twijfel over de mate van echtheid van de personages. Waren het nou mensen of toch iets anders? Het bleef haar bezighouden. Ze had tijdens de film naast mij gezeten en ik had gemerkt hoe Het Feest Van Tante Rita, De Chocobom haar na ongeveer drie kwartier steeds minder kon boeien. Bijna zeker niet omdat de verhaallijn weinig overzichtelijk was. Die was namelijk héél overzichtelijk. Gelukkig had ze ook nog een zak met wat snoepjes op haar schoot staan en kon zij zich bezighouden met het in een traag tempo opeten van de voorraad. Ondertussen pakte ze langzaam ook de draad van de film weer op. Vraag je mij wat ik zelf van de film vond, ik vond hem tof. Om twee redenen. Als volwassen Neerlandicus omdat ik er moeiteloos alles in aantrof van een klassiek verhaal met thema’s en motieven van alle tijden. Goed en kwaad, loyaliteit of verraad, verliefdheid, onschuld en doortraptheid, schuld en boete, enz., enz., enz. Tegelijkertijd nodigde de film uit om weer even het innerlijke kind de ruimte te geven. En dat is goed want daar komt het in het dagelijkse leven te weinig van. Nadat op de achterbank het gesprek over de film tot een einde was gekomen, hadden we het met de beide dames nog even over popcorn, zowel de zoute als de zoete als de mix. Toen we bijna thuis waren, hadden we afgesproken dat popcorn in gewoon Nederlands plofmaïs is. Dat was ook voor de jongste goed te overzien.

Dagboek

We fietsten naar de buitenschoolse opvang. We hadden afgesproken daar Ef op te halen want ze zou een nacht bij ons logeren. Ef nadert de zeven jaar en is nog maar beginnend bewust fietsend verkeersdeelnemer. Dus reden we in een zorgvuldig samengestelde colonne over verkeersluwe wegen en weggetjes naar huis. Opa voorop om met wijd uitwaaierende armen de richting aan te geven, daarachter de luid kwebbelende Ef met maar matig aandacht voor andere verkeersdeelnemers maar redelijk vast van koers en daar weer achter oma om te kijken of alles wel goed zou gaan. Zoals die dingen gaan. En, alles ging goed. We kwamen geheel intact waar we wezen moesten: thuis. Er zijn met Ef gesprekken te voeren. Toen we thuis waren namen we door wat in de vakantie het leukst was geweest (Troy in Toverland), of ze zin had om weer naar school te gaan (ja), wat ze dan leuker vond, haar vriendinnen weer zien of nieuwe dingen leren (dat laatste, en dan vooral de tafels, terwijl ze een uurtje later zei dat ze rekenen niet leuk vindt) en nog wat van die dingen. En passant pikte ze op dat twee keer twee dolfijnen vier dolfijnen zijn en drie keer twee zes en concludeerde ze dat maal eigenlijk hetzelfde is als plussommen. We keurden het goed. Vervolgens dook ze met een hoofd vol verhalen op Lego Friends om al die poppetjes, hondjes, poezen, wagentjes en gewoon dingen haar wil op te leggen. En toen waren er frites, komkommer en iets van kip met een korstje. Nee, geen mayonaise, niet deze keer, niet haar merk, sorry oma, volgende keer beter. Plus een kort vertoog over waarom deze kip met een korstje niet precies haar ding was. We kletsten lekker mee. En dat de frites dikker waren dan die papa altijd kocht. Maar, ze vond ze wel lekker. No worries, straalde ze uit. Daarna spraken we af even stil te zijn want dan kon ze tenminste even dooreten. Dat duurde niet heel lang. Ze zei: Ik ben nu wel klaar met de frites en de kip. En even later had ze het gehad met de komkommer. Een toetje? Ja, een toetje kan er nog wel bij, oma. Enfin, toen het tegen bedtijd liep, vroeg ze nog even tijd om in haar dagboek te werken. Dat mocht. En nu doet ze nog even een dom spelletje op de iPad.